donderdag 22 juli 2010

De teloorgang van het antifascisme

Als 'de oorlog' ter sprake komt, willen de gemoederen nog wel eens verhit raken. Begin van dit jaar was het weer even raak. Journalist Sytze van der Zee publiceerde een boek over Joodse collaborateurs, dat heftige reacties opriep. Een walgelijke verwisseling van daders en slachtoffers, vond één criticus. Een gewetensvol gedocumenteerd verhaal over een heikel onderwerp, vond een ander.

Maar hoe hoog de gemoederen ook oplopen, ze stijgen niet meer tot het kookpunt. Meent althans NRC-criticus Arjen Fortuin. 2001 was volgens hem het kantelmoment. In dat jaar verscheen Grijs verleden. Historicus Chris van der Heijden verzette zich in dat boek tegen de neiging om de Tweede Wereldoorlog altijd door het prisma van 'goed' en 'fout' te bekijken. De werkelijkheid van de oorlog was er eerder een van aanpassen, schipperen, doormodderen - grijs dus, in plaats van zwart of wit. Van der Heijden kreeg veel kritiek op die visie, maar zijn boek werd wel een succes.

Volgens de NRC-criticus kwam dat onder meer doordat de oorlog inmiddels 'zijn magie als morele maatstaf verloren had.' Na de moord op politicus Pim Fortuyn in 2002 gold dat nog sterker. Die moord stelde het traditionele antifascisme van de ‘linkse kerk’ namelijk in een slecht daglicht. En het was juist dat antifascisme dat aan de basis lag van het zwart-witte oorlogsbeeld waar Van der Heijden zich tegen verzette.

Dat de oorlog geen moreel ijkpunt meer zou zijn, is een gewaagde stelling. Wie het er vast niet mee eens zal zijn, is de oud-directeur van het NIOD, J.C.H. Blom. Een paar jaar geleden betoogde hij in de De Volkskrant dat we ermee zullen moeten leren leven dat er in morele termen over de bezetting wordt gesproken:
"Zolang deze fase van het Nederlandse verleden de ‘schragende nationale herinnering’ vormt – en er zijn zeer goede redenen om aan te nemen dat dit vooralsnog het geval zal zijn – zal er voor verhalen over dat verleden een uiterst gevoelige belangstelling bestaan. Het gaat immers om de kernwaarden van onze samenleving, centrale vragen van goed en fout."
En omdat de kernwaarden van onze samenleving in het geding zijn, zal die oorlog ook opduiken bij kwesties die er op het eerste gezicht niks mee te maken hebben. Blom noemt zelf het voorbeeld van de val van Srebrenica in 1995. Begin deze maand was dat toevallig 15 jaar geleden, voor de media een mooie aanleiding om er weer eens uitgebreid bij stil te staan. En inderdaad, de verwijzingen naar de Tweede Wereldoorlog vlogen je om de oren, onder meer op de opinieblog van NRC Handelsblad.

Het lijkt er dus op dat Arjen Fortuin een beetje te kort door de bocht is gegaan. Wat niet wegneemt dat zijn opmerking over de teloorgang van het antifascisme hout snijdt. Wie zich het lot van Hans Janmaat herinnert zal dat beamen.

maandag 21 juni 2010

De ferme taal van de bloggende historicus

Vorige week heeft Maarten van Rossem zich gevoegd bij het selecte gezelschap van bloggende historici. In zijn eerste bericht laat hij zijn licht schijnen over de verkiezingsuitslag van 9 juni. Zoals we van hem gewend zijn, gaat hij ferme uitspraken niet uit de weg. De beslissing van het CDA om nog een keer met Balkenende de verkiezingen in te gaan, noemt hij 'een kapitale fout'. Acht jaar op het pluche is meer dan genoeg. En dat de kiezer de liberalen op het schild heeft geheven, vindt hij 'onbegrijpelijk'. Het zijn immers de liberalen die 'ons de crisis hebben gebracht'.

Hoewel ik Van Rossem's tegendraadse meningen graag lees, was ik dit keer toch een beetje teleurgesteld. Dat kwam overigens niet eens zozeer door de inhoud, maar vooral door de vorm. Wat de Utrechtse historicus ons voorschotelt is een column die net zo goed in een krant of tijdschrift had kunnen staan. Een hyperlink tref je er niet in aan. Reageren kan wel. Maar de lezers die dat hebben gedaan, moeten het tot nu toe zonder antwoord stellen. Ik ben te streng - ik weet het. Het is misschien wel zijn eerste uitstapje naar dit medium. En dan is lof meer op zijn plaats.

Maar wat moeten we dan met die andere bloggende historici? Ook zij manifesteren zich namelijk vooral als columnisten. Sommige steken Van Rossem zelfs naar de kroon als het om ferme uitspraken gaat. Neem bijvoorbeeld de Amsterdamse historicus Willem Melching, die Annejet van Zijl verwijt dat ze de lezers van haar Bernhard-biografie trakteert op 'flauwekul' over Duitsland. Of NIOD-onderzoeker Madelon de Keizer, die Jan Blokker van 'dronkenmanspraat' beticht, omdat hij in een recensie de jubileumbundel van haar instituut onvoldoende recht zou hebben gedaan.

Dit is taal die je in een vaktijdschrift of een monografie niet zo gauw aantreft. Kennelijk zien de Nederlandse geschiedkundigen hun wetenschappelijke werk en hun activiteiten op internet als twee totaal verschillende dingen. Hier dus geen historici als Robert Darnton, die al sinds de jaren '90 nadenkt over wat webtechnologie zou kunnen betekenen voor de wetenschappelijke communicatie. Maar wat niet is, kan natuurlijk nog komen. Het Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap speelt met de gedachte om van de eerbiedwaardige Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden een open access tijdschrift te maken. Het is denkbaar dat het wetenschappelijk debat zich daarna gedeeltelijk naar het web verplaatst. Ben benieuwd of de dames en heren dan steeds zulke ferme taal zullen bezigen.

woensdag 2 juni 2010

#23 Tijd voor een boek

Het afgelopen halfjaar heb ik geprobeerd wat meer zicht te krijgen op de mensen die gebruik maken van sociale media. Wat zijn dat voor lieden? Zijn dat mensen waarvoor wij als archief iets kunnen betekenen? En kunnen zij ook iets voor ons betekenen? Dat leek mij de hamvraag die je moet beantwoorden voordat je serieus - let wel: serieus - met sociale media aan de slag gaat. Je moet namelijk nogal wat overhoop halen als je het goed wilt doen.

Mijn indruk na 22 dingen is dat de traditionele bezoekers van het archief (genealogen, historici, etc.) nog weinig gebruik maken van sociale media - de stamboomfora uitgezonderd natuurlijk. Wie we daar wel veel tegenkomen zijn de pr- en communicatiedeskundigen, marketeers, informatieprofessionals, mensen die werkzaam in de culturele sector, fotografen, kunstenaars, tekstschrijvers - dat slag. Dat kunnen interessante doelgroepen zijn, mits we ze weten te interesseren voor het archief. Of dat enige kans van slagen heeft, kan ik na deze cursus nog niet zeggen, daarvoor was-ie toch te kort. We zullen dus nog even moeten doorexperimenteren, misschien door het openen van een Facebookpagina, zoals het Stadsarchief heeft gedaan.

Voor de communicatie met onze huidige doelgroepen hebben we volgens mij weinig aan Twitter, Flickr, LinkedIn en Facebook. Daarvoor blijven de website, digitale nieuwsbrieven, kranten, radio en televisie onmisbare media. Dat hoeft ons niet te hinderen als we onze website en databases willen optuigen met allerlei 2.0-tools. Alleen moeten we er dan wel goed over nadenken welke groep we precies willen bedienen en welke tool daar het best bij past. Anders liggen mislukkingen op de loer.

Jammer is dat niemand van het GAR zich gebogen heeft over de doelgroep scholieren en studenten. Ik heb een paar interessante eductieve toepassingen van sociale media gezien, zoals het Amerikaanse Twhistory, waarbij twitter wordt ingezet om kinderen over de Pioneer Trek te laten leren. Of de - enigszins omstreden - Facebookpagina van Henio Zytomirski, die door een herinneringscentrum in het Poolse Lublin wordt gebruikt bij een project over de Holocaust. Een ander voorbeeld is het live-bloggen over een historische gebeurtenis zoals de belegering van Quebec in 1759. Dit zijn stuk voor stuk initiatieven die wel een nadere beschouwing verdienen.

Een essayistische aanpak van 23 dingen was voor mij de manier om het leuk te houden. Braaf de voorgeschreven opdrachten uitvoeren, was me waarschijnlijk gauw gaan vervelen. Als je het principe eenmaal begrijpt, is het volgende ding algauw meer van hetzelfde. Keerzijde was dat de cursus me al met al behoorlijk wat tijd heeft gekost. Ik ben dan ook blij dat het nu klaar is. Kan ik weer eens een boek gaan lezen. En reken er niet op dat ik daar in Librarything of dit blog verslag van ga doen. Hoewel ... zeg nooit nooit.

zondag 30 mei 2010

#22 smartphones, huishoudboekjes en bokstitels

Een mens moet keuzes maken in zijn leven. Een van míjn keuzes is de aankoop van een smartphone nog even uit te stellen. Dat is geen principekwestie. Het huishoudboekje staat het gewoon niet toe. Uit eigen ondervinding kan ik dus niks zinnigs melden over mobiele toepassingen. Maar misschien dat we al deducerend ook een eind komen. Laten we eens kijken wat dat oplevert.

Een belangrijke eigenschap van mobiele telefoons en smartphones is het compacte formaat - je moet ze tenslotte makkelijk kunnen meenemen. Dat brengt met zich mee dat de informatie die je via dit kanaal aanbiedt, eveneens compact moet zijn. Afbeeldingen moeten niet te veel details bevatten, want die vallen toch weg op het kleine beeldschermpje. Teksten dienen zich beperken tot de essentie, want geen mens leest hele lappen tekst op z'n smartphone. Daar hebben we inmiddels e-readers en Ipads voor.

Voor archieven betekent dit waarschijnlijk dat het niet zo heel veel zin heeft om de beeldbank of de archiefinventarissen geschikt te maken voor mobiele raadpleging. Die bekijk je liever in alle rust thuis op een groot beeldscherm dan op straat of in de trein op je mobieltje. Een mobiele wiki, met korte, feitelijke informatie over de stad, voldoet dan beter aan de eisen. Belangrijkste doelgroepen zijn in dat geval natuurlijk niet onderzoekers en genealogen, maar toeristen en dagjesmensen. Zo'n mobiele app zou ook goed aansluiten bij de 3D architectuurapplicatie van het NAi - voorheen SARA. Dan ontstaat er misschien wel een soort digitale reisgids over Rotterdam, die je niet alleen vertelt wat er vroeger op de plek van het stadhuis stond, maar ook hoeveel titels Bep van Klaveren heeft behaald in zijn lange bokscarrière. En dan moet er natuurlijk tevens in staan waar je de leuke terrasjes vindt en je goedkoop kan overnachten.

zondag 23 mei 2010

#21 Bekentenissen van een lurker

Ik wist dat ik tijdens deze cursus een keer uit de kast moest komen. Dus vooruit maar. Ja, ik geef het toe: ik ben een lurker! Vrijwel wekelijks bezoek ik Archief 2.0. Meestal lees ik een of twee berichten die me interessant lijken. Soms klik ik door naar een aanbevolen website. Maar ik zal nooit zelf iets posten. Reageren doe ik evenmin. Ik ben zelfs geen lid, en nog erger: ik ga het waarschijnlijk ook niet worden.

Het is verwerpelijk, ik weet het. Maar het is sterker dan mijzelf. Ik weet ook niet goed waar 't vandaan komt. Aan de uitgangspunten van Archief 2.0 ligt het niet. Wat er in het manifest voor de archivaris 2.0 staat, kan ik in grote lijnen wel onderschrijven. Het zal dus wel te maken hebben met de toon en de inhoud. Misschien laat ik mij wel intimideren door het aplomb waarmee sommige deelnemers zich manifesteren. Ja, dat zal het zijn. Een aantal leden van Archief 2.0 lijkt precies te weten waar het met het web naar toe gaat en hoe archieven daarop moeten inspelen. Ze zien er ook geen been in om anderen de les te lezen als die tekort schieten in hun enthousiasme voor web 2.0, of als ze steken laten vallen bij het uitproberen van een nieuw stukje techniek.

Ik ben altijd jaloers op mensen met zekerheden. Ik ben al mijn hele leven op zoek naar het Ware, het Schone en het Goede, maar dat heeft tot nu toe weinig meer opgeleverd dan twijfels en vragen. Als het om web 2.0 gaat, is dat niet anders. Zelfs als we in één weekeinde 200.000 views krijgen op onze Flickr photostream is dat aanleiding voor kanttekeningen: 200.000 views? Gôh. Leuk. Maar hoeveel bezoekers zijn dat dan? En zijn dat bezoekers waar we als archief iets aan hebben? We krijgen namelijk op onze eigen site zo verrekte weinig doorverwijzingen vanaf Flickr. En die 120 volgers op Twitter, is dat nou echt de moeite waard? Zijn deze grote platforms überhaupt wel de meest geschikte voor onze doelgroepen?

Dit zijn geen vragen die ik aan de Archief 2.0-community durf voor te leggen. Dan sta ik binnen de kortste keren te boek als die cynicus van het archief in Rotterdam, die wel de prijs van web 2.0 kent, maar niet de waarde.

donderdag 13 mei 2010

#20 Grote en kleine geschiedenis

Footnote is leuk speelgoed. Hoewel het een door en door Amerikaans product is, zijn er ook over Europese en zelfs Nederlandse geschiedenis aardige dingen te vinden. Zoek maar 'ns op "Rotterdam" en "bombardment". Dat levert onder meer een transcript op van het verhoor van Hermann Göring voor het Neurenberg Tribunaal. Het nazi-kopstuk verklaart daarin dat de Duitse luchtaanval van 14 mei 1940 eigenlijk vrij bescheiden was geweest. De verwoestingen en het grote aantal slachtoffers was volgens hem vooral te wijten aan het laffe optreden van de brandweer. Tsja, je moet wat als de doodstraf je boven het hoofd hangt.

Het mooie is dat je dit soort documenten op Footnote niet alleen kan bekijken, maar dat je er ook van alles mee kan doen. Je kunt ze annoteren - wat eigenlijk wil zeggen dat je er metadata aan hangt - je kunt ze toevoegen aan je eigen pagina en er dan een verhaal bij schrijven en die pagina vervolgens koppelen aan andere pagina's. Allemaal functionaliteit die ook heel mooi zou passen in de denkbeeldige sociale netwerksite voor de geschiedenis van de Friese Zuidoosthoek, waar ik het eerder over had.

De documenten over Europa behoren tot de grote collectie gedigitaliseerde bestanden uit Amerikaanse archieven. Dat zijn allemaal stukken die betrekking hebben op Geschiedenis met een hoofdletter G: de keerpunten, de breukvlakken, de spreekwoordelijke ten days that shook the world. Maar ze brengen die gebeurtenissen soms zo dichtbij dat je ze bijna denkt te kunnen aanraken. De historische sensatie - in de betekenis die Johan Huizinga eraan gaf - is daardoor nooit ver weg. Daarom is het raar dat er relatief weinig met die documenten gedaan lijkt te worden. En wat ermee gedaan wordt, is afkomstig van steeds weer dezelfde personen.

Wat je daarentegen wel heel veel op Footnote aantreft is geschiedenis met een kleine "g", de petite histoire, de omgekeerde schoenendozen met familiekiekjes, pasfoto's, knipsels uit de plaatselijke krant, genealogische informatie, herinneringen. Begrijp me goed, er is helemaal niks mis met petite histoire. Maar het betekent wel dat een flink deel van de bronnen op Footnote zijn beoogde publiek niet bereikt. En dat is best iets om over na te denken.

In mijn ogen onderstreept dat nogmaals de stelling dat confectie niet werkt in deze branche, maar dat je maatwerk moet leveren: alleen díe bronnen waar je doelgroep behoefte aan heeft, en met dát gereedschap waar zíí mee uit de voeten kunnen.

zondag 18 april 2010

#19 Als ik in m'n glazen bol kijk ...

Laat ik eens een wilde voorspelling doen. Volgens mij wordt er over twintig jaar geen serieus stamboomonderzoek meer gedaan. Dan is het gedaan met gezoek in databases, gevlooi in 10 jarige tafels en gehannes met microfilms. Het enige dat we dan nog hoeven te doen is onze naam en onze geboortedatum in te voeren en dan genereert de computer volautomatisch een fraaie kwartierstaat.

Genlias en de Digitale Stamboom hebben hiervoor het fundament gelegd, WieWasWie en StamboomNederland gaan nu de muren van het bouwwerk neerzetten. Beide projecten voorzien namelijk in functionaliteit om de resultaten van genealogisch onderzoek te verwerken, op te slaan en te delen met anderen. Gezien het succes van bestaande stamboomfora en het enorme aantal kwartierstaten, parentelen e.d. dat nu al op het web staat, zal het niet lang duren voordat er een fraaie collectie stambomen online beschikbaar is. Daardoor is er na verloop van tijd voor genealogen steeds minder te onderzoeken. Exit stamboomonderzoek, lijkt me.

Nu ik toch met sterren wichelen bezig ben, kan er ook wel een tweede - iets minder wilde - voorspelling bij: WieWasWie zal leiden tot een forse vermindering van het aantal bezoekers aan de website van het gemeentearchief. Dat zit zo: op dit moment komt tenminste een kwart van onze webbezoekers voor de Digitale Stamboom. Maar als WieWasWie eind 2010 klaar is, zullen Rotterdamse data ook, en waarschijnlijk zelfs beter, via dat landelijke platform doorzoekbaar zijn. Voor een genealoog is dat natuurlijk wel zo efficiënt. Exit Digitale Stamboom Rotterdam, denk ik.

Mijns inziens kunnen we dan een paar dingen doen. We kunnen andere bronnen gaan aanbieden, zoals we nu al gedeeltelijk doen met de notariële akten. En we kunnen ook onze dienstverlening gaan verleggen naar stamboomfora en genealogische communities. Webservice in plaats van webcare. Als mijn glazen bol me niet bedriegt, kunnen we daar nog twintig jaar mee vooruit.

maandag 12 april 2010

#18 Boekenwurm wordt voyeur

Wat doet een boekenwurm die een cursus 23 dingen moet volgen? Die begint met ding 18, LibraryThing. Zo kon het gebeuren dat ik vorig jaar rond de kerstdagen al een account had en driftig boeken aan het invoeren was.

Hoewel ik weet dat er mensen zijn die een andere ervaring hebben, vond ik het catalogiseren met LibraryThing een eitje. Maar goed, mijn referentiekader was dan ook WinIBW van Pica. Om daarin een titel te vinden, moest je gebruik maken van commando's - die ik voortdurend vergat. Hopeloos.

De echte lol van LibraryThing is natuurlijk zien welke van jouw boeken ook bij een ander in de kast staan. Dat verschaft je namelijk een excuus om daar eens schaamteloos in te gaan rondsnuffelen. Ik schep daar groot genoegen in, net zoals ik er genoegen in schep om tijdens een wandeling bij andere mensen door het raam te loeren, om te zien hoe ze hun huis hebben ingericht. Ik geef toe, enig voyeurisme is mij niet vreemd.

Op die manier kom je overigens wel tot verrassende ontdekkingen. Zo blijk ik op LibraryThing niet alleen te staan in mijn fascinatie voor Oost-Europese geschiedenis in het algemeen en Poolse geschiedenis in het bijzonder. Neem nu God's playground van Norman Davies. Dat staat in 86 boekenkasten.

Des te vreemder vind ik het dat Nederlandse geschiedenis zo slecht vertegenwoordigd is. Bij het lichte genre, zoals Geert Maks De eeuw van mijn vader, valt dat nog wel mee. Maar als het een beetje academischer wordt, neemt het aantal boekenkasten fors af. Het alleszins leesbare Republiek van Rivaliteiten van Piet de Rooy komt bijvoorbeeld maar 9 keer voor en een klassieker als Nieuw Babylon in aanbouw van James Kennedy zelfs maar 4 keer. En zo zijn er nog wel meer titels te noemen. Het is mij daarom een raadsel wat het Nationaal Archief en het IISG op Librarything uitspoken.

woensdag 7 april 2010

#17 De Eerste wet van Gossen

Het schijnt dat mensen die gebruik maken van sociale netwerksites een beetje verzadigd zijn. Het is niet dat ze willen stoppen, het is vooral dat ze niet lid willen worden van nóg meer sites. De verklaring is dan dat er simpelweg een grens is aan het aantal netwerken dat je kan onderhouden. En veel gebruikers hebben die grens nu bereikt.

Zou het? Of is er iets anders aan de hand? Zou het bijvoorbeeld kunnen dat we hier te maken hebben met de Eerste wet van Gossen - de wet van het afnemend grensnut? Dat wil zeggen dat naarmate men meer van iets heeft, het nut ervan terugloopt. Het zou me niks verbazen. Het is met die netwerksites tenslotte wel veel van hetzelfde: een profielpaginaatje, een fotoalbumpje, wat volgertjes of vriendjes, een discussietje.

Voor wie de ambitie heeft een community te stichten, maakt het wel verschil of je in de ene of de andere verklaring gelooft. Een aanhanger van de eerste verklaring zal immers eerder zijn heil zoeken bij bestaande netwerksites als Facebook, Linkedin of Hyves. Degene die in de tweede gelooft, zal het als zijn opdracht zien creatief te zijn en met iets heel nieuws te komen. Archieven hebben in dat geval een voorsprong. Ze hebben depots vol inspiratiemateriaal.

Het onderzoek dat de verzadiging constateerde, bracht trouwens ook aan het licht dat 28% van de internetgebruikers niet actief is op een sociaal netwerk. Er valt dus nog een wereld te winnen. Wedden dat er veel archiefbezoekers zitten onder die 28%.

donderdag 1 april 2010

#16 Bedaard vraag- en antwoordspel

Tot voor kort dacht ik bij chatten vooral aan MSN. En als ik aan MSN dacht, zag ik pubertjes driftig op hun toetsenborden rammelen, hoorde ik de laatste van Beyoncé of Alicia Keys veel te hard uit de luidsprekers schallen, en zag ik schoolboeken onaangeroerd op de keukentafel liggen.

De details van wat er zoal op MSN is besproken zijn me gelukkig bespaard gebleven, maar ik weet wel dat er via dit medium heel wat ruzies zijn uitgevochten, liefdesrelaties zijn gesmeed en vervolgens weer verbroken. De suggestie dat je Instant Messaging ook kunt gebruiken voor een bedaard vraag- en antwoordspel tussen twee volwassenen, was dus wel een eye-opener. Open vraag is nog - ook nu weer - of het ook de moeite waard is. Ik ben daarom benieuwd naar de uitkomsten van de pilot van het Nationaal Archief en die van het GAR.

Eén ding kan mijns inziens nu al worden vastgesteld: de keuze van de applicatie en de plaatsing op site zijn heel belangrijk. De Google Talk chatback widget die we nu gebruiken is weliswaar goed zichtbaar, maar hij staat ook op een plek waar nauwelijks ruimte is voor toelichting. In combinatie met de nogal spartaanse opzet van de applicatie, vergt dat nogal wat van de zelfredzaamheid van onze klanten. Als we doorgaan met chatten, is een oplossing zoals Tele2 heeft gekozen, misschien het overwegen waard. Daar weet je als klant heel gauw wat je moet doen en wat je kan verwachten.

Historici bloggen een beetje

Een kleine drie maanden nadat ik beweerde dat Nederlandse historici niet bloggen, ben ik ingehaald door de werkelijkheid. Sinds februari bloggen medewerkers van het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis op het Biografisch Portaal. We mogen nog niet reageren op hun berichten, maar dat zij ze vergeven. Afgelopen maand is bovendien de website van het Historisch Nieuwsblad vernieuwd, met daarop blogs van historici als Willem Melching en Jouke Turpijn. Hoewel ik nog niet warm word van wat ze te melden hebben, vind ik het leuk dat ze doen.

woensdag 24 maart 2010

#15 Ongelovige twitteraar, nog altijd

Na het vermeende succes van mijn tweet over onze oorlogsfoto's op Flickr, dacht ik even dat ik mijn bekering een feit was. Maar m'n geloof bleek toch niet vast genoeg. Inmiddels hel ik namelijk al weer over naar de theorie dat het AD door de Stadskrant is geattendeerd op onze Flickraccount.

Het is niet dat ik niet in Twitter wil geloven. Dat wil ik wel. Het is tenslotte een heerlijk efficiënt communicatiemiddel. Honderveertig tekens en klaar ben je. Wat wil je nog meer? Maar telkens zijn er weer die twijfels: welke garantie is er dat ons bericht wordt opgepikt uit die voortdurende en eindeloze stroom tweets. En bereik je er dan ook de mensen mee die je wil bereiken? Ik weet het niet. Wat mij betreft moet het bewijs nog geleverd worden

Over het persoonlijk gebruik van Twitter kan ik kort zijn: dat vind ik he-le-maal niks. Twitter is letterlijk en figuurlijk small talk en daar heb ik absoluut geen talent voor. Elke keer als ik inlog word ik overvallen door een acuut writer's block. Daarom heb ik mijn eigen account vorige week opgedoekt, zonder ook maar één tweet geschreven te hebben.

dinsdag 23 maart 2010

#14 Artsgnoj? Nooit van gehoord!

Ik heb afgelopen weekeinde de collega's van een ander archief maar eens een dienst bewezen: in Wikipedia heb ik een artikeltje aangemaakt over een stukje Schiedamse historie. Als ik in een goede bui ben, voeg ik daar misschien nog wel een link naar de inventaris aan toe, maar eigenlijk vind ik dat ze dat zelf moeten doen.

Het schrijven van een artikel in Wikipedia is best een lastige klus. De editor die het zijn gebruikers voorschotelt, is namelijk zo basic dat je er niet aan ontkomt om met code aan de slag te gaan. En alsof dat niet genoeg is, maakt de encyclopedie ook nog eens gebuik van een heel eigen markup taal om bijvoorbeeld links te maken of de grootte van een kop aan te geven. Voor gebruikers kan dat een behoorlijke drempel zijn. Daar staat wel heel prettige functionaliteit tegenover: de mogelijkheid van om te free linken bijvoorbeeld. Dat wil zeggen dat je een link kan aanmaken naar een nog niet bestaand artikel. Door die link vervolgens aan te klikken, open je een pagina waarin jij of een ander dat nieuwe artikel kunt aanmaken. Andere pluspunten zijn het tabblad waarop de bewerkingsgeschiedenis van een artikel te bekijken is en dat bij elk lemma een overlegpagina zit, waarmee je vragen of lastige kwesties 'in de groep kunt gooien'. Het zijn dit soort functionaliteiten die de totstandkoming van een artikel in Wikipedia zo open en transparant maken, dat zelfs het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis nu overweegt ze in te bouwen in het Biografisch Portaal.

In een ander opzicht is Wikipedia echter weer zo ondoorzichtig als wat. Voor het beoordelen van de betrouwbaarheid van een artikel is het goed te weten wie het geschreven heeft en wat zijn of haar achtergrond is. Wie ziet dat het lemma over Kaat Mossel in het Digitaal Vrouwenlexicon is geschreven door Eric Palmen weet dat hij waarschijnlijk geen onzin leest, aangezien Palmen vorig jaar een gedegen studie over Catharina Mulder heeft gepubliceerd. Dat soort informatie ontbreekt op Wikipedia. Sterker nog: de auteurs en redacteurs verschuilen zich meestal achter een pseudoniem. Wie de bewerkingsgeschiedenis van het artikel over het Schiedamse Gemeenteziekenhuis bekijkt, ziet dat het is geschreven door ene Artsgnoj en dat het is bewerkt door een Michiel1972. En wie dat nu weer zijn, weet natuurlijk niemand.

vrijdag 19 maart 2010

#13 Via de voordeur of via de brievenbus?

Dat archieven iets met wiki's moeten is allang geen punt van discussie meer. Tal van instellingen zijn inmiddels bezig er eentje op te zetten, of denken er in elk geval over na. Wel een twistpunt is de vraag welke rol het publiek moeten krijgen bij het vullen van een wiki. Gooien we de deuren wagenwijd open en laten we iedereen min of meer z'n gang gaan? Of doen we de deuren juist op slot en verwijzen we iedereen die iets wil bijdragen naar onze brievenbus?

Belangrijkste argument om het publiek een beetje op afstand te houden is dat dit nodig is om de betrouwbaarheid te waarborgen. Wie herinnert zich tenslotte niet de verhalen over leden van de koninklijke familie die ongehinderd hun biografie in Wikipedia een beetje bijpoetsten? Voorstanders van de opendeurpolitiek werpen dan tegen dat dit soort ingrepen meestal snel worden gecorrigeerd door de wikigemeenschap. Dat kan heel eenvoudig omdat je op de geschiedenispagina van een lemma altijd kunt zien wie wat wanneer gewijzigd heeft. Bovendien weegt het nadeel van de matige betrouwbaarheid niet op tegen de voordelen: alleen dankzij de massale deelname van het publiek heeft Wikipedia kunnen uitgroeien tot wat het nu is - een van de meest geraadplaagde informatiebronnen ter wereld.

Een maandje geleden heeft het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis het Biografisch Portaal Nederland gelanceerd. Bij de opzet was betrouwbaarheid een belangrijke eis. Dus is het geen wiki geworden. "Vooralsnog willen wij op grond van onze deskundigheid het laatste woord hebben over de tekst en de informatie en deze niet aan het vrije spel der krachten overlaten", zei historicus J.C.H. Blom bij de opening. Dat standpunt kwam het ING te staan op een flinke schrobbering uit de hoek van Archief 2.0. Daar vind men de deskundigheid van het ING een onvoldoende waarborg voor betrouwbaarheid. Het lijkt erop dat Blom die kritiek zag aankomen, want in zijn toespraak maakte hij een knieval voor Wikipedia: "Wikipedia maakt wel op indrukwekkende wijze gebruik van deskundigheid van welke herkomst ook en heeft een heilzaam zelfreinigend vermogen. Ook wij zullen zeker gebruik gaan maken van mogelijkheden om elektronisch over de lexica en de lemmata van gedachten te wisselen en verbeteringen of aanvullingen uit te lokken." Het model van Wikipedia is kennelijk uitgegroeid tot een soort norm - een norm waaraan zelfs het ING niet ongestraft voorbij kan gaan.

De ironie wil dat men bij Wikipedia inmiddels wat lijkt te twijfelen aan de heilzaamheid van "het vrije spel der krachten". Vorig jaar besloot Wikipedia om redacteuren aan te stellen om manipulatie van lemma's over levende personen tegen te gaan. Bovendien kondigde de encyclopedie aan dat ze met kleurcodes de betrouwbaarheid van artikelen gaat aangeven. Fundamentele wijzigingen zijn dit natuurlijk niet, maar het duidt er wel op dat de uitersten wat naar elkaar groeien.

vrijdag 12 maart 2010

#12 Gereedschap voor onderzoekers

Laten we het eens niet over Delicious hebben, maar over Zotero. Zotero is een add-on voor Firefox die is ontwikkeld door de Center of History en New Media van de George Mason University in de VS om literatuurverwijzingen naar online publicaties te verzamelen en te beheren. Je kunt met Zotero een snapshot maken van een webpagina die dan op je eigen computer wordt opgeslagen. Tegelijkertijd wordt een aantal metadata geoogst, zoals de URL, de titel en de datum dat je de site bezocht hebt. Als dat nodig is kun je die gegevens wijzigen of er nog wat aan toevoegen. Verder kun je met Zotero bibliografieën genereren.

In mei 2009 is een nieuwe versie van Zotero gelanceerd, waarmee je je vondsten bovendien kunt opslaan in de ‘cloud’ en ze vervolgens kunt delen met anderen. Een voorbeeld van een openbare verzameling bookmarks is de group library Digital History. Het mooie is verder dat je de applicatie zo kunt instellen dat wat je lokaal hebt verzameld, automatisch kunt laten synchroniseren met wat er op de externe server staat. Heel handig. Ik had thuis twee besturingssystemen op één en dezelfde computer. Op beide systemen had ik Zotero draaien, maar allebei met een heel andere inhoud. Dankzij dat synchroniseren is dat nu rechtgetrokken.

Zotero is een gereedschapje dat vooral interessant is voor onderzoekers. Voor instellingen die dat als een belangrijke doelgroep beschouwen, kan het de moeite lonen Zotero te ondersteunen. Wetenschapsportal NARCIS doet dat bijvoorbeeld al. Archieven zouden dat ook kunnen overwegen, hoewel ik niet kan inschatten of dat voor al het materiaal makkelijk te realiseren is.

dinsdag 9 maart 2010

#11 Geen confectie, maar maatwerk

Wie denkt dat het op web 2.0 makkelijke scoren is, vergist zich. Zoveel is me inmiddels wel duidelijk. Web 2.0 is keihard werken. Heb je een blog, dan moet je regelmatig posten. Zit je op Flickr of YouTube, dan moet je flink je best doen om gevonden te worden. Zelfs dan is succes allerminst verzekerd.

Wat verstaan we eigenlijk onder succes op het sociale web? Bij sommige instellingen zijn ze tevreden als een x aantal mensen hun foto's op Flickr of filmpjes op YouTube bekijkt. Zelf meten we succes af aan het aantal verwijsbezoeken aan onze hoofdsite (en dat aantal is tot nu toe nog niet van dien aard dat we het woord succes al durven gebruiken). Maar als we afgaan op de oorspronkelijke belofte van web 2.0 dan is succes nog iets anders. Daarin draaide het immers om participatie, interactie, delen, samenwerken, user generated content en de wisdom of the crowds. Vertaald naar archiefinstellingen betekent dat dat bezoekers gaan meehelpen om de collecties (beter) te ontsluiten, bijvoorbeeld door beschrijvingen te corrigeren of aan te vullen, door objecten te taggen, of door documenten te transcriberen. Juist als het om dit soort zaken gaat, vallen de opbrengsten vooralsnog tegen. De users genereren betrekkelijk weinig content en als ze dat wel doen bevat het vaak teleurstellend weinig wisdom.

Natuurlijk zijn er ook 2.0-initiatieven die het op dat vlak wel goed doen. In archievenland is de Polar Bear Expedition een vaak aangehaald voorbeeld. Andere bekende succesverhalen zijn de Great War Archive en - wat verder van huis - Galaxy Zoo. Bij dat laatste project wordt de hulp van vrijwilligers gebruikt om sterrenstelsels te classificeren - en dat gaat blijkbaar uitstekend.

In het artikel Archives 2.0 If we build them will they come maakt Joy Palmer van de Universiteit van Manchester een aantal interessante opmerkingen over deze best practices. Zo wijst zij erop dat de fraaie resultaten van de Polar Bear Expedition mede komen doordat al een groep mensen met het bronnenmateriaal bezig was. 'In other words, this was not an Archives 2.0 project in search of a community – one already existed and became immediately engaged with the collections', aldus Palmer. Voor de Great War Archive en Galaxy Zoo gold dat niet. Die wisten een publiek voor zich te winnen door de drempel heel laag te houden en de deelnemers bovendien het gevoel te geven dat ze een waardevolle bijdrage leveren.

Volgens Palmer leren deze initiatieven dat succes op het web 2.0 vooral wordt bepaald door de mate waarin je bereid bent ruimte te geven aan je gebruikers: 'users should be treated as peer collaborators, intrinsic to the process of meaning-making, rather than outside interlopers (however welcome) who must be kept at arm's length from the authoritative record. De consequentie daarvan is dat je de controle moeten durven loslaten en accepteren dat jouw gebruikers dingen gaan doen met jouw materiaal die je niet van tevoren had verwacht. Je moet ook niet proberen jan en alleman te bereiken, maar je vooral richten op groepen mensen met een gedeelde interesse voor een bepaald onderwerp die hun kennis en expertise op dat gebied door voortdurende interactie willen verdiepen - zogenoemde communities of practice.

Het is een nogal abstract verhaal, maar ik meen te begrijpen waar ze heen wil. Een voorbeeld. Tresoar heeft een database met kentekenbewijzen die tussen 1906 en 1950 zijn uitgereikt in Friesland. Als bezoeker mag je daar commentaar achterlaten en ook foto's uploaden. Ik weet al een paar jaar dat in die database ook een kenteken zit van m'n opa. Maar tot ik met dit bericht aan de gang ging, voelde ik weinig behoefte er iets mee te doen. Gewoon teveel moeite: foto scannen in de juiste resolutie, e-mail schrijven aan de webmaster van Tresoar, uitleggen waar ik foto vandaan heb, wat erop staat - en dan vervolgens maar moeten afwachten of de webmaster genegen is die informatie te plaatsen. En waarvoor eigenlijk? Om bevestigd te krijgen dat de motor van mijn grootvader inderdaad een Indian Scout was, zoals in zijn notitieboekje staat? Lekker belangrijk!
Zou Tresoar een community oprichten rond de geschiedenis van de Zuidoosthoek, dan zou ik ongetwijfeld een stuk enthousiaster zijn. Wie m'n vorige bericht heeft gelezen weet waarom. Als ze dan ook nog zouden besluiten - om waar wat te noemen - de scans van het bevolkingsregister online te zetten, dan wil ik die van Hemrik of Bakkeveen misschien wel inkloppen in een database - helemaal als ik de ingevoerde gegevens zou mogen exporteren voor eigen gebruik.

Als dit verhaal hout snijdt, dan moeten archieven die werk willen maken van web 2.0 maatwerk gaan leveren: dus eerst bedenken welke communities of practice zij zouden willen bedienen en zich vervolgens afvragen welke bronnen ze aan hun beschibaar willen stellen en welke tools ze voor hun willen ontwikkelen. Nu wordt vaak de omgekeerde weg bewandeld.

maandag 15 februari 2010

#9 Voorouders op de kaart zetten

Een collectieve biografie van de Jongstra's, Hoekstra's en Fokkema's uit de Friese Zuidoosthoek, daar zou ik me wel eens aan willen wagen. Waar woonden ze, wat voor werk deden ze, hoeveel verdienden ze, welke sociale status hadden ze? Zulk soort vragen. Geen genealogie dus, maar prosopografie.

Dat wordt overigens een behoorlijke opgave, want m'n voorouders hebben nauwelijks papieren nagelaten. Een schoenendoos met oude foto's en een notitieboekje waarin pake in de jaren dertig zijn knechtenloon bijhield, is het enige tastbare dat ik heb. Verder een paar verhalen uit familieoverlevering. Bijvoorbeeld dat pake in een van de laatste oorlogsjaren hals over kop van Oldeboorn naar Zorgvlied in Drenthe moest om de boerderij van zijn stiefvader over te nemen, die was omgekomen bij het graven van een tankgracht in de buurt van Dwingeloo.

Uit dat soort verhalen had ik al de indruk dat m'n grootouders, overgrootouders en bedovergrootouders behoorlijk mobiel waren. Een eerste zoektochtje in Genlias en de databases van Tresoar bevestigt dat. Geen Jongstra, Hoekstra of Fokkema is in hetzelfde dorp gestorven waar hij of zij is geboren. En kinderen krijgen deden ze vaak in wéér een ander dorp. Ik heb 't voor de grap maar eens in Google Maps gezet.


Zuidoosthoek weergeven op een grotere kaart

Als ik meer gegevens had, zou ik inzoomen en de situatie in - laten we zeggen - Hemrik anno 1910 of Bakkeveen omstreeks 1930 'in kaart brengen'. In de ideale web 2.0-wereld zou ik bij die klus natuurlijk gebruik maken van het voorwerk van anderen. Voor het gebied waarin ik geïnteresseerd ben heeft de Fryske Akademy dat voorwerk al een beetje gedaan. In het Historisch GIS Fryslân zijn kaarten te vinden van het grondgebruik in Friesland in 1832. Als ik daar nu mijn informatie over Hemrik in 1910 en Bakkeveen in 1930 aan toevoeg, heb ik een mooie kaart, de Fryske Akademy extra data over de geschiedenis van de provincie en Tresoar weer een paar bronnen ontsloten. Mooi toch? Helaas, de werkelijkheid is anders: het enige wat ik met de kaarten in HisGis mag doen is ernaar kijken - zoals we ook alleen mogen kijken naar de kaarten in Mijn Historisch Rotterdam.
Het kan anders. De Virtual Knowledge Studio van de KNAW is bijvoorbeeld bezig met MAPS. Dit project, waarbij ook het Nationaal Archief en nog een paar andere instellingen betrokken zijn, moet over een paar jaar een systeem opleveren waarmee manuscriptkaarten door gebruikers gegeorefereerd, geannoteerd en aan documenten gekoppeld kunnen worden. De resultaten daarvan worden vervolgens in mash-up kaarten aan de onderzoeker ter beschikking gesteld. Het risico is natuurlijk dat dit vooral een speeltje wordt van een klein groepje specialisten. Toch denk ik dat de toekomst van archieven, als het om web 2.0 gaat, eerder in dit soort toepassingen ligt, dan in Flickr, Google Maps of LibraryThing. Waarom ik dat denk, hoop ik in m'n volgende bericht duidelijk te maken.

donderdag 28 januari 2010

#8 Waterpolo in tijd van crisis

Afgelopen weekend heb ik eindelijk de documentaire Freedom's fury (2006) gezien. In waterpololand zong die titel al een tijdje rond. Hij gaat dan ook over een van de meest besproken wedstrijden uit de geschiedenis van de sport: de halve finale mannen op de Olympische Spelen van 1956. Het is de tijd dat de meeste wedstrijden nog buiten werden gespeeld, de ballen van leer waren en de caps nog geen oorbeschermers hadden.

Dat deze halve finale legendarisch is, komt doordat hij zo uit de hand is gelopen. "Het bloedbad van Melbourne" wordt hij wel genoemd. Freedoms fury vertelt aan de hand van interviews met de mannen die erbij waren - zeventigers nu - en veel historische beelden hoe het zover heeft kunnen komen. Met dank aan een vriendelijke Hongaar die 'm een maandje geleden in acht stukken op YouTube heeft gezet, kan ik nu op grond van eigen waarneming zeggen dat de documentaire zeer de moeite waard is, ook voor niet-poloërs.

Eigenlijk is het een klein wonder dat ik 'm zomaar heb kunnen bekijken. In het pre-internettijdperk was zoiets ondenkbaar. Liefhebbers van kleine sporten hadden het toen sowieso zwaar. Alleen als "Koning Voetbal" een weekendje vrijaf had, maakte je kans iets over je favoriete sport te zien of te horen. Dat het nu anders is, danken we waarschijnlijk aan wat Chris Anderson the Long Tail heeft genoemd. De kern daarvan is dat internet ervoor zorgt dat voor elk product of artikel, hoe obscuur ook, wel belangstellenden te vinden zijn. De verkoop daarvan levert bij elkaar zelfs meer op dan een paar bestsellers. De les die aanbieders daaruit volgens Anderson moeten trekken: Forget squeezing millions from a few megahits at the top of the charts. The future of entertainment is in the millions of niche markets at the shallow end of the bitstream.

Aangezien archieven het ook van niche markten moeten hebben, is dat een bemoedigende boodschap. Kennelijk hebben we de toekomst. Blijft nog de vraag hoe je die niches dan bereikt. Anderson weet het wel: maak alles beschikbaar, halveer je prijzen en laat anderen je producten aanbevelen. Dat laatste is natuurlijk een echte web 2.0-strategie. Andersons verhaal is dan ook vooral geïnspireerd door het succes van onder andere Amazon en iTunes. Maar er zijn ook Long Tail-succesverhalen die helemaal niet zo web 2.0 zijn. Dicht bij huis zelfs. Denk maar eens aan Boekwinkeltjes.nl, de site waarmee kleine antiquariaten hun tweedehands boeken aanbieden. De site ziet er niet uit, maar is wel heel effectief. Je vindt er wat je zoekt. Ga via Google op zoek naar een oude boektitel en de kans is groot dat je bij Boekwinkeltjes.nl terecht komt. Op die manier hebben de antiquariaten bijna een kolos als De Slegte van de markt gedrukt.

Maar ik dwaal af. Ik wilde eigenlijk uitleggen waarom die waterpolowedstrijd uit de hand liep. Dat zit zo: de Olympische Spelen van Melbourne hadden plaats van 22 november tot 8 december 1956, dus nog geen twee weken nadat de Sovjet-Unie de Hongaarse Opstand had neergeslagen. Tijdens de gevechten had het Hongaarse poloteam opgesloten gezeten in een trainingskamp net buiten Boedapest. Daar hadden ze de geweerschoten gehoord en de rookwolken gezien, maar verder alleen kunnen raden wat er precies aan de hand was. Pas toen ze via Tsjechoslowakije naar Australië waren gebracht, hoorden ze wat er was gebeurd. Hoewel ze eigenlijk niet meer wilden spelen, begonnen ze toch aan het toernooi. En toen moesten ze in de halve finale tegen de Russen ...

vrijdag 22 januari 2010

#10 Virtueel kenniscentrum van de gewone man

'Serendipiteit' noemen ze dat geloof ik - als je op zoek bent naar iets en dat je dan bij toeval op iets anders stuit dat je ook heel goed kunt gebruiken. Zoiets overkwam me deze week bij het ordenen van de zooi op m'n bureau. Ik kwam toen een artikel tegen uit de Informatie Professional van oktober 2009 over Virtuele kenniscentra voor onderzoek en onderwijs. In dat het artikel stond het antwoord op de vraag waarom Nederlandse historici en andere geesteswetenschappers niet bloggen en geen communities vormen. Dat doen ze namelijk wel, alleen noemen ze dat in academische kring anders.

Een community heet aan de universiteit bijvoorbeeld niet community, maar virtueel kenniscentrum (VKC) of virtual knowledge studio (VKS). Het artikel in IP omschrijft een VKC als een "web-gebaseerde omgeving die primair bedoeld is voor het doen van onderzoek en met name alle ondersteunende processen faciliteert. Je moet daarbij denken aan functies rond communicatie en samenwerking, voor toegang tot het netwerk van experts en wetenschappers in een bepaald vakgebied, en een plek waar je een grote hoeveelheid relevante informatie, wetenschappelijke bronnen en onderzoeksdata kunt vinden." Het leuke is dat de Universiteit Utrecht inmiddels een aantal VKC's online heeft waar je als geïnteresseerde buitenstaander een beetje kunt rondsnuffelen. Eén daarvan richt zich op het onderzoek naar de cultuur van de Oudheid. Een andere houdt zich bezig met sociale en economische geschiedenis. Daar kun je een hele berg wetenschappelijke papers vinden en zelfs een paar blogberichten (nou ja "blogberichten", digtale kopietjes van artikelen die eerder op de opniepagina van NRC Handelsblad hebben gestaan). Helaas zitten de project workspaces wel achter slot en grendel. Dat is jammer omdat het daar - vermoed ik althans - allemaal gebeurt.

Met wat fantasie zou je Google het virtuele kenniscentrum van de gewone man kunnen noemen. De Google zoekmachine biedt hem immers toegang tot 'een grote hoeveelheid relevante informatie', Blogger en Gmail ondersteunen zijn communicatie en Google Docs biedt hem de mogelijkheid met anderen samen te werken. Van de zoekmachine ben ik al jaren een intensief gebruiker, van Blogger en Gmail pas sinds het begin van 23 archiefdingen. De voordelen van Google Docs heb ik een paar jaar geleden ervaren. Voor een fotoboekje over de geschiedenis van de gezondheidszorg moest ik samen met een oud-collega in korte tijd een hele berg boeken en tijdschriften doorworstelen. Door elk een stapeltje te nemen en alle passages die we wilden gebruiken in Google Docs te zetten, lukte dat wonderwel. (Voor wie per se wil weten hoe dat eruit ziet, heb ik onze aantekeningen over zuigelingenzorg online gezet.)

Hoe het verder is gegaan met ons boekje? Het is wel mooi geworden - aardig dat je ernaar vraagt. Maar rijk heeft het ons niet gemaakt. En vervolgopdrachten heeft het niet opgeleverd. Mijn ervaring met Google Docs is dan ook beperkt gebleven tot die ene keer.

maandag 18 januari 2010

#7 In een vloek en een zucht

De mashup in het vorige bericht is in een vloek en een zucht in elkaar gezet. Een paar minuten werk, meer was het niet. Je moet weliswaar eerst je foto's in Flickr op een kaart zetten, maar ook dat is zo gepiept. Dat doe je door in het menu rechts naast een foto add to map te kiezen. Vervolgens is het alleen een kwestie van de afbeelding naar de juiste plek slepen. Heb je dat eenmaal gedaan, dan maakt iMapFlickr in drie eenvoudige stappen een stukje code voor je aan dat je zo in een weblog kan plakken. Een kind kan de was doen.

Valt er dan niks te mopperen? Natuurlijk wel. Het feit dat ik wéér een account moet aanmaken, staat me bijvoorbeeld niet aan. Wéér een gebruikersnaam opgeven, nog een wachtwoord verzinnen, en voor de zoveelste keer m'n emailadres achterlaten. Waarom? Waar ik ook niet zo kapot van ben is dat Frame Digital, het bedrijf dat deze tool heeft gemaakt, tussen Flickr, Google Maps en mijn blog gaat zitten. Frame Digital bewaart alle kaarten op z'n eigen servers. Wie een iMapFlickr-kaart op een blog wil bekijken, moet 'm dus eerst via een zogeheten iframe ophalen in Schotland. Vandaar dat 't even duurt voordat hij getoond wordt. Dat moet toch anders kunnen, zou je zeggen.

woensdag 13 januari 2010

#6 Het publieksbereik van Flickr

In m'n vorige bericht probeerde ik over te brengen wat je ervaart als je als argeloze bezoeker wat gaat rondneuzen op Flickr, n.l. een gevoel van volstrekte desoriëntatie. Door de post van Roos over Flickr realiseerde ik me dat de meeste bezoekers waarschijnlijk niet zomaar wat rondkijken op Flickr. Ze zoeken daar iets. Foto's van mensen in klederdracht bijvoorbeeld. Of ze zoeken andere mensen die belangstelling hebben voor klederdracht.


De hamvraag is natuurlijk of er in de Flickr-gemeenschap ook mensen zijn die geïnteresseerd zijn in historische foto's van Rotterdam en - in het verlengde daarvan - het gemeentearchief. Laten we de proef op de som nemen. Tik je "Rotterdam" in, dan vind je al gauw meer dan 400.000 resultaten. Maar als je zoekt op "Rotterdam" en "geschiedenis" krijgt je maar 202 treffers. Wie op bezoek gaat bij de Rotterdam-groep keert eveneens licht teleurgesteld huiswaarts. Wat de pakweg 1600 leden van deze groep met elkaar delen is namelijk hun voorliefde voor artistiek verantwoorde foto's van de Erasmusbrug, het Blaakse Bos en andere markante gebouwen in de stad. Wie in de verzameling van deze groep op zoek gaat naar foto's van - vooruit maar weer - de gevolgen van het bombardement, vindt voor het overgrote deel kunstzinnige afbeeldingen van de aanlichting van de Brandgrens en maar heel weinig historische foto's.

Al die bezoekers die het Nationaal Archief en het BHIC telden tijdens hun Flickr-pilots moeten toch ergens vandaan komen. Maar waar vandaan? Misschien wel van buiten de Flickr-gemeenschap. Het Nationaal Archief heeft op dit moment een - gemeten naar het aantal views en comments - behoorlijk succesvolle set over uitvindingen op Flickr The Commons. Die set staat niet op zichzelf. Hij begeleidt een tentoonstelling in de Kunsthal en daarnaast is er nog de themawebsite Uitvindingen in het Nationaal Archief. Dat geheel is weer vergezeld gegaan van een promotiecampagne. De Volkskrant heeft er aandacht aan besteed, NRC next en ook het Reformatorisch Dagblad wijdde er een artikel aan. Als een dergelijke crossmediale aanpak nodig is om je publiek te bereiken, dan zijn we er niet met alleen een cursus 23 dingen.

zaterdag 9 januari 2010

#6 Experimentje met Flickr

Wie van kastelen, landhuizen en paleizen houdt, moet eens naar het zuidwesten van Polen gaan. Vooral in de vallei rond de stad Jelenia Góra staan er tientallen, zoals in Mysłakowice, Wojanów, Łomnica, Bobrów. Afgelopen zomer hebben we een paar bezocht. De foto's heb ik pas geleden op Flickr gezet. Kijk er 'ns naar, zou ik zeggen. Waarschijnlijk zul je denken: 'Vakantiekiekjes. Leuk, maar wat moet ik er verder mee?'

Misschien maakt het verschil als ik vertel dat Jelenia Góra ooit Hirschberg heette en dat bijvoorbeeld het neo-gothische paleis in Wojanów een tijdje eigendom is geweest van de Pruisische koning Friedrich Wilhelm III? Deze streek is namelijk lang Duits geweest. In de 19de eeuw was het een populaire vakantiebestemming van de Pruisische elite. Oude kastelen en landhuizen veranderden toen massaal in comfortabele zomerpaleisjes.

Na de Duitse capitulatie in 1945 wezen de geallieerde leiders dit gebied toe aan Polen. De Duitsers werden uit hun huizen gezet. En in hun plaats kwamen Polen die op last van de Russen hun dorp of stad in het oosten hadden moeten verlaten. De kastelen rond Jelenia Góra kregen een bestemming als school, vakantiekolonie of dienden als onderkomen voor soldaten van het Rode Leger - een recept voor verwaarlozing.

Na de val van het communisme in 1989 waren de meeste kastelen hele of halve ruïnes. De laatste jaren worden ze echter één voor één opgeknapt en ingericht als hotel of conferentieoord. Ironisch genoeg gebeurt dat soms met Duits geld. Een kasteel als Łomnica is inmiddels weer eigendom van de familie die het vroeger ook in bezit had. De Polen hebben daar gemengde gevoelens over, zeker als de Bund der Vertriebenen weer eens van zich laat horen.

Het zou me niet verbazen als je nu toch een beetje anders naar m'n fotosetje op Flickr kijkt. Die kiekjes hebben ineens een plek gekregen in een verhaal. Zonder dat verhaal zie je een kiekje of, als ik een goede fotograaf was geweest, een 'mooie plaat'. En dat geldt voor veel historische foto's op Flickr. Voor de gemiddelde bezoeker hebben die vooral esthetische waarde. Neem nu onze set van vis- en mosselkarren. Wie onze weblog over Kaat Mossel kent, zal ze net even anders bekijken dan iemand die deze context niet kent. Vandaar ook dat foto's over de Eerste en Tweede Wereldoorlog zo populair zijn. Die behoeven geen toelichting, bijna iedereen weet waar ze over gaan.

donderdag 7 januari 2010

#5 De geneugten van RSS

Wie weet, misschien wordt het ooit nog iets tussen mij en RSS. Zojuist checkte ik het tabblad 'digitale geschiedenis' van mijn netvibesaccount. En laat daar nou een heel aardige nieuwe feed tussen zitten van het Canadese ActiveHistory: Live Blogging History, Accessible and Creative. Waar het over gaat? In één zin: bloggen over geschiedenis in de trant van de televisieserie 24 - je weet wel, die serie waarin je letterlijk van uur tot uur kan volgen hoe Kiefer Sutherland de wereld van een gewisse ondergang redt.