Wie denkt dat het op web 2.0 makkelijke scoren is, vergist zich. Zoveel is me inmiddels wel duidelijk. Web 2.0 is keihard werken. Heb je een blog, dan moet je regelmatig posten. Zit je op Flickr of YouTube, dan moet je flink je best doen om gevonden te worden. Zelfs dan is succes allerminst verzekerd.
Wat verstaan we eigenlijk onder succes op het sociale web? Bij
sommige instellingen zijn ze tevreden als een x aantal mensen hun foto's op Flickr of filmpjes op YouTube bekijkt.
Zelf meten we succes af aan het aantal verwijsbezoeken aan onze hoofdsite (en dat aantal is tot nu toe nog niet van dien aard dat we het woord
succes al durven gebruiken). Maar als we afgaan op de oorspronkelijke belofte van web 2.0 dan is succes nog iets anders. Daarin draaide het immers om participatie, interactie, delen, samenwerken,
user generated content en de
wisdom of the crowds. Vertaald naar archiefinstellingen betekent dat dat bezoekers gaan meehelpen om de collecties (beter) te ontsluiten, bijvoorbeeld door beschrijvingen te corrigeren of aan te vullen, door objecten te taggen, of door documenten te transcriberen. Juist als het om dit soort zaken gaat, vallen de opbrengsten vooralsnog tegen. De
users genereren betrekkelijk weinig
content en als ze dat wel doen bevat het vaak teleurstellend weinig
wisdom.
Natuurlijk zijn er ook 2.0-initiatieven die het op dat vlak wel goed doen. In archievenland is de
Polar Bear Expedition een vaak aangehaald voorbeeld. Andere bekende succesverhalen zijn de
Great War Archive en - wat verder van huis -
Galaxy Zoo. Bij dat laatste project wordt de hulp van vrijwilligers gebruikt om sterrenstelsels te classificeren - en dat gaat blijkbaar uitstekend.
In het artikel
Archives 2.0 If we build them will they come maakt Joy Palmer van de Universiteit van Manchester een aantal interessante opmerkingen over deze
best practices. Zo wijst zij erop dat de fraaie resultaten van de Polar Bear Expedition mede komen doordat al een groep mensen met het bronnenmateriaal bezig was. 'In other words, this was not an Archives 2.0 project in search of a community – one already existed and became immediately engaged with the collections', aldus Palmer. Voor de Great War Archive en Galaxy Zoo gold dat niet. Die wisten een publiek voor zich te winnen door de drempel heel laag te houden en de deelnemers bovendien het gevoel te geven dat ze een waardevolle bijdrage leveren.
Volgens Palmer leren deze initiatieven dat succes op het web 2.0 vooral wordt bepaald door de mate waarin je bereid bent ruimte te geven aan je gebruikers:
'users should be treated as peer collaborators
, intrinsic to the process of meaning-making, rather than outside interlopers (however welcome) who must be kept at arm's length from the authoritative record. De consequentie daarvan is dat je de controle moeten durven loslaten en accepteren dat jouw gebruikers dingen gaan doen met jouw materiaal die je niet van tevoren had verwacht. Je moet ook niet proberen jan en alleman te bereiken, maar je vooral richten op groepen mensen met een gedeelde interesse voor een bepaald onderwerp die hun kennis en expertise op dat gebied door voortdurende interactie willen verdiepen - zogenoemde
communities of practice.
Het is een nogal abstract verhaal, maar ik meen te begrijpen waar ze heen wil. Een voorbeeld. Tresoar heeft een database met kentekenbewijzen die tussen 1906 en 1950 zijn uitgereikt in Friesland. Als bezoeker mag je daar commentaar achterlaten en ook foto's uploaden.
Ik weet al een paar jaar dat in die database ook een kenteken zit van m'n opa. Maar tot ik met dit bericht aan de gang ging, voelde ik weinig behoefte er iets mee te doen. Gewoon teveel moeite: foto scannen in de juiste resolutie, e-mail schrijven aan de webmaster van Tresoar, uitleggen waar ik foto vandaan heb, wat erop staat - en dan vervolgens maar moeten afwachten of de webmaster genegen is die informatie te plaatsen. En waarvoor eigenlijk? Om bevestigd te krijgen dat de motor van mijn grootvader inderdaad een
Indian Scout was, zoals in zijn notitieboekje staat? Lekker belangrijk!
Zou Tresoar een community oprichten rond de geschiedenis van de Zuidoosthoek, dan zou ik ongetwijfeld een stuk enthousiaster zijn. Wie
m'n vorige bericht heeft gelezen weet waarom. Als ze dan ook nog zouden besluiten - om waar wat te noemen - de scans van het bevolkingsregister online te zetten, dan wil ik die van Hemrik of Bakkeveen misschien wel inkloppen in een database - helemaal als ik de ingevoerde gegevens zou mogen exporteren voor eigen gebruik.
Als dit verhaal hout snijdt, dan moeten archieven die werk willen maken van web 2.0 maatwerk gaan leveren: dus eerst bedenken welke communities of practice zij zouden willen bedienen en zich vervolgens afvragen welke bronnen ze aan hun beschibaar willen stellen en welke tools ze voor hun willen ontwikkelen. Nu wordt vaak de omgekeerde weg bewandeld.