donderdag 22 juli 2010

De teloorgang van het antifascisme

Als 'de oorlog' ter sprake komt, willen de gemoederen nog wel eens verhit raken. Begin van dit jaar was het weer even raak. Journalist Sytze van der Zee publiceerde een boek over Joodse collaborateurs, dat heftige reacties opriep. Een walgelijke verwisseling van daders en slachtoffers, vond één criticus. Een gewetensvol gedocumenteerd verhaal over een heikel onderwerp, vond een ander.

Maar hoe hoog de gemoederen ook oplopen, ze stijgen niet meer tot het kookpunt. Meent althans NRC-criticus Arjen Fortuin. 2001 was volgens hem het kantelmoment. In dat jaar verscheen Grijs verleden. Historicus Chris van der Heijden verzette zich in dat boek tegen de neiging om de Tweede Wereldoorlog altijd door het prisma van 'goed' en 'fout' te bekijken. De werkelijkheid van de oorlog was er eerder een van aanpassen, schipperen, doormodderen - grijs dus, in plaats van zwart of wit. Van der Heijden kreeg veel kritiek op die visie, maar zijn boek werd wel een succes.

Volgens de NRC-criticus kwam dat onder meer doordat de oorlog inmiddels 'zijn magie als morele maatstaf verloren had.' Na de moord op politicus Pim Fortuyn in 2002 gold dat nog sterker. Die moord stelde het traditionele antifascisme van de ‘linkse kerk’ namelijk in een slecht daglicht. En het was juist dat antifascisme dat aan de basis lag van het zwart-witte oorlogsbeeld waar Van der Heijden zich tegen verzette.

Dat de oorlog geen moreel ijkpunt meer zou zijn, is een gewaagde stelling. Wie het er vast niet mee eens zal zijn, is de oud-directeur van het NIOD, J.C.H. Blom. Een paar jaar geleden betoogde hij in de De Volkskrant dat we ermee zullen moeten leren leven dat er in morele termen over de bezetting wordt gesproken:
"Zolang deze fase van het Nederlandse verleden de ‘schragende nationale herinnering’ vormt – en er zijn zeer goede redenen om aan te nemen dat dit vooralsnog het geval zal zijn – zal er voor verhalen over dat verleden een uiterst gevoelige belangstelling bestaan. Het gaat immers om de kernwaarden van onze samenleving, centrale vragen van goed en fout."
En omdat de kernwaarden van onze samenleving in het geding zijn, zal die oorlog ook opduiken bij kwesties die er op het eerste gezicht niks mee te maken hebben. Blom noemt zelf het voorbeeld van de val van Srebrenica in 1995. Begin deze maand was dat toevallig 15 jaar geleden, voor de media een mooie aanleiding om er weer eens uitgebreid bij stil te staan. En inderdaad, de verwijzingen naar de Tweede Wereldoorlog vlogen je om de oren, onder meer op de opinieblog van NRC Handelsblad.

Het lijkt er dus op dat Arjen Fortuin een beetje te kort door de bocht is gegaan. Wat niet wegneemt dat zijn opmerking over de teloorgang van het antifascisme hout snijdt. Wie zich het lot van Hans Janmaat herinnert zal dat beamen.

maandag 21 juni 2010

De ferme taal van de bloggende historicus

Vorige week heeft Maarten van Rossem zich gevoegd bij het selecte gezelschap van bloggende historici. In zijn eerste bericht laat hij zijn licht schijnen over de verkiezingsuitslag van 9 juni. Zoals we van hem gewend zijn, gaat hij ferme uitspraken niet uit de weg. De beslissing van het CDA om nog een keer met Balkenende de verkiezingen in te gaan, noemt hij 'een kapitale fout'. Acht jaar op het pluche is meer dan genoeg. En dat de kiezer de liberalen op het schild heeft geheven, vindt hij 'onbegrijpelijk'. Het zijn immers de liberalen die 'ons de crisis hebben gebracht'.

Hoewel ik Van Rossem's tegendraadse meningen graag lees, was ik dit keer toch een beetje teleurgesteld. Dat kwam overigens niet eens zozeer door de inhoud, maar vooral door de vorm. Wat de Utrechtse historicus ons voorschotelt is een column die net zo goed in een krant of tijdschrift had kunnen staan. Een hyperlink tref je er niet in aan. Reageren kan wel. Maar de lezers die dat hebben gedaan, moeten het tot nu toe zonder antwoord stellen. Ik ben te streng - ik weet het. Het is misschien wel zijn eerste uitstapje naar dit medium. En dan is lof meer op zijn plaats.

Maar wat moeten we dan met die andere bloggende historici? Ook zij manifesteren zich namelijk vooral als columnisten. Sommige steken Van Rossem zelfs naar de kroon als het om ferme uitspraken gaat. Neem bijvoorbeeld de Amsterdamse historicus Willem Melching, die Annejet van Zijl verwijt dat ze de lezers van haar Bernhard-biografie trakteert op 'flauwekul' over Duitsland. Of NIOD-onderzoeker Madelon de Keizer, die Jan Blokker van 'dronkenmanspraat' beticht, omdat hij in een recensie de jubileumbundel van haar instituut onvoldoende recht zou hebben gedaan.

Dit is taal die je in een vaktijdschrift of een monografie niet zo gauw aantreft. Kennelijk zien de Nederlandse geschiedkundigen hun wetenschappelijke werk en hun activiteiten op internet als twee totaal verschillende dingen. Hier dus geen historici als Robert Darnton, die al sinds de jaren '90 nadenkt over wat webtechnologie zou kunnen betekenen voor de wetenschappelijke communicatie. Maar wat niet is, kan natuurlijk nog komen. Het Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap speelt met de gedachte om van de eerbiedwaardige Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden een open access tijdschrift te maken. Het is denkbaar dat het wetenschappelijk debat zich daarna gedeeltelijk naar het web verplaatst. Ben benieuwd of de dames en heren dan steeds zulke ferme taal zullen bezigen.

woensdag 2 juni 2010

#23 Tijd voor een boek

Het afgelopen halfjaar heb ik geprobeerd wat meer zicht te krijgen op de mensen die gebruik maken van sociale media. Wat zijn dat voor lieden? Zijn dat mensen waarvoor wij als archief iets kunnen betekenen? En kunnen zij ook iets voor ons betekenen? Dat leek mij de hamvraag die je moet beantwoorden voordat je serieus - let wel: serieus - met sociale media aan de slag gaat. Je moet namelijk nogal wat overhoop halen als je het goed wilt doen.

Mijn indruk na 22 dingen is dat de traditionele bezoekers van het archief (genealogen, historici, etc.) nog weinig gebruik maken van sociale media - de stamboomfora uitgezonderd natuurlijk. Wie we daar wel veel tegenkomen zijn de pr- en communicatiedeskundigen, marketeers, informatieprofessionals, mensen die werkzaam in de culturele sector, fotografen, kunstenaars, tekstschrijvers - dat slag. Dat kunnen interessante doelgroepen zijn, mits we ze weten te interesseren voor het archief. Of dat enige kans van slagen heeft, kan ik na deze cursus nog niet zeggen, daarvoor was-ie toch te kort. We zullen dus nog even moeten doorexperimenteren, misschien door het openen van een Facebookpagina, zoals het Stadsarchief heeft gedaan.

Voor de communicatie met onze huidige doelgroepen hebben we volgens mij weinig aan Twitter, Flickr, LinkedIn en Facebook. Daarvoor blijven de website, digitale nieuwsbrieven, kranten, radio en televisie onmisbare media. Dat hoeft ons niet te hinderen als we onze website en databases willen optuigen met allerlei 2.0-tools. Alleen moeten we er dan wel goed over nadenken welke groep we precies willen bedienen en welke tool daar het best bij past. Anders liggen mislukkingen op de loer.

Jammer is dat niemand van het GAR zich gebogen heeft over de doelgroep scholieren en studenten. Ik heb een paar interessante eductieve toepassingen van sociale media gezien, zoals het Amerikaanse Twhistory, waarbij twitter wordt ingezet om kinderen over de Pioneer Trek te laten leren. Of de - enigszins omstreden - Facebookpagina van Henio Zytomirski, die door een herinneringscentrum in het Poolse Lublin wordt gebruikt bij een project over de Holocaust. Een ander voorbeeld is het live-bloggen over een historische gebeurtenis zoals de belegering van Quebec in 1759. Dit zijn stuk voor stuk initiatieven die wel een nadere beschouwing verdienen.

Een essayistische aanpak van 23 dingen was voor mij de manier om het leuk te houden. Braaf de voorgeschreven opdrachten uitvoeren, was me waarschijnlijk gauw gaan vervelen. Als je het principe eenmaal begrijpt, is het volgende ding algauw meer van hetzelfde. Keerzijde was dat de cursus me al met al behoorlijk wat tijd heeft gekost. Ik ben dan ook blij dat het nu klaar is. Kan ik weer eens een boek gaan lezen. En reken er niet op dat ik daar in Librarything of dit blog verslag van ga doen. Hoewel ... zeg nooit nooit.

zondag 30 mei 2010

#22 smartphones, huishoudboekjes en bokstitels

Een mens moet keuzes maken in zijn leven. Een van míjn keuzes is de aankoop van een smartphone nog even uit te stellen. Dat is geen principekwestie. Het huishoudboekje staat het gewoon niet toe. Uit eigen ondervinding kan ik dus niks zinnigs melden over mobiele toepassingen. Maar misschien dat we al deducerend ook een eind komen. Laten we eens kijken wat dat oplevert.

Een belangrijke eigenschap van mobiele telefoons en smartphones is het compacte formaat - je moet ze tenslotte makkelijk kunnen meenemen. Dat brengt met zich mee dat de informatie die je via dit kanaal aanbiedt, eveneens compact moet zijn. Afbeeldingen moeten niet te veel details bevatten, want die vallen toch weg op het kleine beeldschermpje. Teksten dienen zich beperken tot de essentie, want geen mens leest hele lappen tekst op z'n smartphone. Daar hebben we inmiddels e-readers en Ipads voor.

Voor archieven betekent dit waarschijnlijk dat het niet zo heel veel zin heeft om de beeldbank of de archiefinventarissen geschikt te maken voor mobiele raadpleging. Die bekijk je liever in alle rust thuis op een groot beeldscherm dan op straat of in de trein op je mobieltje. Een mobiele wiki, met korte, feitelijke informatie over de stad, voldoet dan beter aan de eisen. Belangrijkste doelgroepen zijn in dat geval natuurlijk niet onderzoekers en genealogen, maar toeristen en dagjesmensen. Zo'n mobiele app zou ook goed aansluiten bij de 3D architectuurapplicatie van het NAi - voorheen SARA. Dan ontstaat er misschien wel een soort digitale reisgids over Rotterdam, die je niet alleen vertelt wat er vroeger op de plek van het stadhuis stond, maar ook hoeveel titels Bep van Klaveren heeft behaald in zijn lange bokscarrière. En dan moet er natuurlijk tevens in staan waar je de leuke terrasjes vindt en je goedkoop kan overnachten.

zondag 23 mei 2010

#21 Bekentenissen van een lurker

Ik wist dat ik tijdens deze cursus een keer uit de kast moest komen. Dus vooruit maar. Ja, ik geef het toe: ik ben een lurker! Vrijwel wekelijks bezoek ik Archief 2.0. Meestal lees ik een of twee berichten die me interessant lijken. Soms klik ik door naar een aanbevolen website. Maar ik zal nooit zelf iets posten. Reageren doe ik evenmin. Ik ben zelfs geen lid, en nog erger: ik ga het waarschijnlijk ook niet worden.

Het is verwerpelijk, ik weet het. Maar het is sterker dan mijzelf. Ik weet ook niet goed waar 't vandaan komt. Aan de uitgangspunten van Archief 2.0 ligt het niet. Wat er in het manifest voor de archivaris 2.0 staat, kan ik in grote lijnen wel onderschrijven. Het zal dus wel te maken hebben met de toon en de inhoud. Misschien laat ik mij wel intimideren door het aplomb waarmee sommige deelnemers zich manifesteren. Ja, dat zal het zijn. Een aantal leden van Archief 2.0 lijkt precies te weten waar het met het web naar toe gaat en hoe archieven daarop moeten inspelen. Ze zien er ook geen been in om anderen de les te lezen als die tekort schieten in hun enthousiasme voor web 2.0, of als ze steken laten vallen bij het uitproberen van een nieuw stukje techniek.

Ik ben altijd jaloers op mensen met zekerheden. Ik ben al mijn hele leven op zoek naar het Ware, het Schone en het Goede, maar dat heeft tot nu toe weinig meer opgeleverd dan twijfels en vragen. Als het om web 2.0 gaat, is dat niet anders. Zelfs als we in één weekeinde 200.000 views krijgen op onze Flickr photostream is dat aanleiding voor kanttekeningen: 200.000 views? Gôh. Leuk. Maar hoeveel bezoekers zijn dat dan? En zijn dat bezoekers waar we als archief iets aan hebben? We krijgen namelijk op onze eigen site zo verrekte weinig doorverwijzingen vanaf Flickr. En die 120 volgers op Twitter, is dat nou echt de moeite waard? Zijn deze grote platforms überhaupt wel de meest geschikte voor onze doelgroepen?

Dit zijn geen vragen die ik aan de Archief 2.0-community durf voor te leggen. Dan sta ik binnen de kortste keren te boek als die cynicus van het archief in Rotterdam, die wel de prijs van web 2.0 kent, maar niet de waarde.

donderdag 13 mei 2010

#20 Grote en kleine geschiedenis

Footnote is leuk speelgoed. Hoewel het een door en door Amerikaans product is, zijn er ook over Europese en zelfs Nederlandse geschiedenis aardige dingen te vinden. Zoek maar 'ns op "Rotterdam" en "bombardment". Dat levert onder meer een transcript op van het verhoor van Hermann Göring voor het Neurenberg Tribunaal. Het nazi-kopstuk verklaart daarin dat de Duitse luchtaanval van 14 mei 1940 eigenlijk vrij bescheiden was geweest. De verwoestingen en het grote aantal slachtoffers was volgens hem vooral te wijten aan het laffe optreden van de brandweer. Tsja, je moet wat als de doodstraf je boven het hoofd hangt.

Het mooie is dat je dit soort documenten op Footnote niet alleen kan bekijken, maar dat je er ook van alles mee kan doen. Je kunt ze annoteren - wat eigenlijk wil zeggen dat je er metadata aan hangt - je kunt ze toevoegen aan je eigen pagina en er dan een verhaal bij schrijven en die pagina vervolgens koppelen aan andere pagina's. Allemaal functionaliteit die ook heel mooi zou passen in de denkbeeldige sociale netwerksite voor de geschiedenis van de Friese Zuidoosthoek, waar ik het eerder over had.

De documenten over Europa behoren tot de grote collectie gedigitaliseerde bestanden uit Amerikaanse archieven. Dat zijn allemaal stukken die betrekking hebben op Geschiedenis met een hoofdletter G: de keerpunten, de breukvlakken, de spreekwoordelijke ten days that shook the world. Maar ze brengen die gebeurtenissen soms zo dichtbij dat je ze bijna denkt te kunnen aanraken. De historische sensatie - in de betekenis die Johan Huizinga eraan gaf - is daardoor nooit ver weg. Daarom is het raar dat er relatief weinig met die documenten gedaan lijkt te worden. En wat ermee gedaan wordt, is afkomstig van steeds weer dezelfde personen.

Wat je daarentegen wel heel veel op Footnote aantreft is geschiedenis met een kleine "g", de petite histoire, de omgekeerde schoenendozen met familiekiekjes, pasfoto's, knipsels uit de plaatselijke krant, genealogische informatie, herinneringen. Begrijp me goed, er is helemaal niks mis met petite histoire. Maar het betekent wel dat een flink deel van de bronnen op Footnote zijn beoogde publiek niet bereikt. En dat is best iets om over na te denken.

In mijn ogen onderstreept dat nogmaals de stelling dat confectie niet werkt in deze branche, maar dat je maatwerk moet leveren: alleen díe bronnen waar je doelgroep behoefte aan heeft, en met dát gereedschap waar zíí mee uit de voeten kunnen.

zondag 18 april 2010

#19 Als ik in m'n glazen bol kijk ...

Laat ik eens een wilde voorspelling doen. Volgens mij wordt er over twintig jaar geen serieus stamboomonderzoek meer gedaan. Dan is het gedaan met gezoek in databases, gevlooi in 10 jarige tafels en gehannes met microfilms. Het enige dat we dan nog hoeven te doen is onze naam en onze geboortedatum in te voeren en dan genereert de computer volautomatisch een fraaie kwartierstaat.

Genlias en de Digitale Stamboom hebben hiervoor het fundament gelegd, WieWasWie en StamboomNederland gaan nu de muren van het bouwwerk neerzetten. Beide projecten voorzien namelijk in functionaliteit om de resultaten van genealogisch onderzoek te verwerken, op te slaan en te delen met anderen. Gezien het succes van bestaande stamboomfora en het enorme aantal kwartierstaten, parentelen e.d. dat nu al op het web staat, zal het niet lang duren voordat er een fraaie collectie stambomen online beschikbaar is. Daardoor is er na verloop van tijd voor genealogen steeds minder te onderzoeken. Exit stamboomonderzoek, lijkt me.

Nu ik toch met sterren wichelen bezig ben, kan er ook wel een tweede - iets minder wilde - voorspelling bij: WieWasWie zal leiden tot een forse vermindering van het aantal bezoekers aan de website van het gemeentearchief. Dat zit zo: op dit moment komt tenminste een kwart van onze webbezoekers voor de Digitale Stamboom. Maar als WieWasWie eind 2010 klaar is, zullen Rotterdamse data ook, en waarschijnlijk zelfs beter, via dat landelijke platform doorzoekbaar zijn. Voor een genealoog is dat natuurlijk wel zo efficiënt. Exit Digitale Stamboom Rotterdam, denk ik.

Mijns inziens kunnen we dan een paar dingen doen. We kunnen andere bronnen gaan aanbieden, zoals we nu al gedeeltelijk doen met de notariële akten. En we kunnen ook onze dienstverlening gaan verleggen naar stamboomfora en genealogische communities. Webservice in plaats van webcare. Als mijn glazen bol me niet bedriegt, kunnen we daar nog twintig jaar mee vooruit.