maandag 21 juni 2010

De ferme taal van de bloggende historicus

Vorige week heeft Maarten van Rossem zich gevoegd bij het selecte gezelschap van bloggende historici. In zijn eerste bericht laat hij zijn licht schijnen over de verkiezingsuitslag van 9 juni. Zoals we van hem gewend zijn, gaat hij ferme uitspraken niet uit de weg. De beslissing van het CDA om nog een keer met Balkenende de verkiezingen in te gaan, noemt hij 'een kapitale fout'. Acht jaar op het pluche is meer dan genoeg. En dat de kiezer de liberalen op het schild heeft geheven, vindt hij 'onbegrijpelijk'. Het zijn immers de liberalen die 'ons de crisis hebben gebracht'.

Hoewel ik Van Rossem's tegendraadse meningen graag lees, was ik dit keer toch een beetje teleurgesteld. Dat kwam overigens niet eens zozeer door de inhoud, maar vooral door de vorm. Wat de Utrechtse historicus ons voorschotelt is een column die net zo goed in een krant of tijdschrift had kunnen staan. Een hyperlink tref je er niet in aan. Reageren kan wel. Maar de lezers die dat hebben gedaan, moeten het tot nu toe zonder antwoord stellen. Ik ben te streng - ik weet het. Het is misschien wel zijn eerste uitstapje naar dit medium. En dan is lof meer op zijn plaats.

Maar wat moeten we dan met die andere bloggende historici? Ook zij manifesteren zich namelijk vooral als columnisten. Sommige steken Van Rossem zelfs naar de kroon als het om ferme uitspraken gaat. Neem bijvoorbeeld de Amsterdamse historicus Willem Melching, die Annejet van Zijl verwijt dat ze de lezers van haar Bernhard-biografie trakteert op 'flauwekul' over Duitsland. Of NIOD-onderzoeker Madelon de Keizer, die Jan Blokker van 'dronkenmanspraat' beticht, omdat hij in een recensie de jubileumbundel van haar instituut onvoldoende recht zou hebben gedaan.

Dit is taal die je in een vaktijdschrift of een monografie niet zo gauw aantreft. Kennelijk zien de Nederlandse geschiedkundigen hun wetenschappelijke werk en hun activiteiten op internet als twee totaal verschillende dingen. Hier dus geen historici als Robert Darnton, die al sinds de jaren '90 nadenkt over wat webtechnologie zou kunnen betekenen voor de wetenschappelijke communicatie. Maar wat niet is, kan natuurlijk nog komen. Het Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap speelt met de gedachte om van de eerbiedwaardige Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden een open access tijdschrift te maken. Het is denkbaar dat het wetenschappelijk debat zich daarna gedeeltelijk naar het web verplaatst. Ben benieuwd of de dames en heren dan steeds zulke ferme taal zullen bezigen.

woensdag 2 juni 2010

#23 Tijd voor een boek

Het afgelopen halfjaar heb ik geprobeerd wat meer zicht te krijgen op de mensen die gebruik maken van sociale media. Wat zijn dat voor lieden? Zijn dat mensen waarvoor wij als archief iets kunnen betekenen? En kunnen zij ook iets voor ons betekenen? Dat leek mij de hamvraag die je moet beantwoorden voordat je serieus - let wel: serieus - met sociale media aan de slag gaat. Je moet namelijk nogal wat overhoop halen als je het goed wilt doen.

Mijn indruk na 22 dingen is dat de traditionele bezoekers van het archief (genealogen, historici, etc.) nog weinig gebruik maken van sociale media - de stamboomfora uitgezonderd natuurlijk. Wie we daar wel veel tegenkomen zijn de pr- en communicatiedeskundigen, marketeers, informatieprofessionals, mensen die werkzaam in de culturele sector, fotografen, kunstenaars, tekstschrijvers - dat slag. Dat kunnen interessante doelgroepen zijn, mits we ze weten te interesseren voor het archief. Of dat enige kans van slagen heeft, kan ik na deze cursus nog niet zeggen, daarvoor was-ie toch te kort. We zullen dus nog even moeten doorexperimenteren, misschien door het openen van een Facebookpagina, zoals het Stadsarchief heeft gedaan.

Voor de communicatie met onze huidige doelgroepen hebben we volgens mij weinig aan Twitter, Flickr, LinkedIn en Facebook. Daarvoor blijven de website, digitale nieuwsbrieven, kranten, radio en televisie onmisbare media. Dat hoeft ons niet te hinderen als we onze website en databases willen optuigen met allerlei 2.0-tools. Alleen moeten we er dan wel goed over nadenken welke groep we precies willen bedienen en welke tool daar het best bij past. Anders liggen mislukkingen op de loer.

Jammer is dat niemand van het GAR zich gebogen heeft over de doelgroep scholieren en studenten. Ik heb een paar interessante eductieve toepassingen van sociale media gezien, zoals het Amerikaanse Twhistory, waarbij twitter wordt ingezet om kinderen over de Pioneer Trek te laten leren. Of de - enigszins omstreden - Facebookpagina van Henio Zytomirski, die door een herinneringscentrum in het Poolse Lublin wordt gebruikt bij een project over de Holocaust. Een ander voorbeeld is het live-bloggen over een historische gebeurtenis zoals de belegering van Quebec in 1759. Dit zijn stuk voor stuk initiatieven die wel een nadere beschouwing verdienen.

Een essayistische aanpak van 23 dingen was voor mij de manier om het leuk te houden. Braaf de voorgeschreven opdrachten uitvoeren, was me waarschijnlijk gauw gaan vervelen. Als je het principe eenmaal begrijpt, is het volgende ding algauw meer van hetzelfde. Keerzijde was dat de cursus me al met al behoorlijk wat tijd heeft gekost. Ik ben dan ook blij dat het nu klaar is. Kan ik weer eens een boek gaan lezen. En reken er niet op dat ik daar in Librarything of dit blog verslag van ga doen. Hoewel ... zeg nooit nooit.