donderdag 28 januari 2010

#8 Waterpolo in tijd van crisis

Afgelopen weekend heb ik eindelijk de documentaire Freedom's fury (2006) gezien. In waterpololand zong die titel al een tijdje rond. Hij gaat dan ook over een van de meest besproken wedstrijden uit de geschiedenis van de sport: de halve finale mannen op de Olympische Spelen van 1956. Het is de tijd dat de meeste wedstrijden nog buiten werden gespeeld, de ballen van leer waren en de caps nog geen oorbeschermers hadden.

Dat deze halve finale legendarisch is, komt doordat hij zo uit de hand is gelopen. "Het bloedbad van Melbourne" wordt hij wel genoemd. Freedoms fury vertelt aan de hand van interviews met de mannen die erbij waren - zeventigers nu - en veel historische beelden hoe het zover heeft kunnen komen. Met dank aan een vriendelijke Hongaar die 'm een maandje geleden in acht stukken op YouTube heeft gezet, kan ik nu op grond van eigen waarneming zeggen dat de documentaire zeer de moeite waard is, ook voor niet-poloërs.

Eigenlijk is het een klein wonder dat ik 'm zomaar heb kunnen bekijken. In het pre-internettijdperk was zoiets ondenkbaar. Liefhebbers van kleine sporten hadden het toen sowieso zwaar. Alleen als "Koning Voetbal" een weekendje vrijaf had, maakte je kans iets over je favoriete sport te zien of te horen. Dat het nu anders is, danken we waarschijnlijk aan wat Chris Anderson the Long Tail heeft genoemd. De kern daarvan is dat internet ervoor zorgt dat voor elk product of artikel, hoe obscuur ook, wel belangstellenden te vinden zijn. De verkoop daarvan levert bij elkaar zelfs meer op dan een paar bestsellers. De les die aanbieders daaruit volgens Anderson moeten trekken: Forget squeezing millions from a few megahits at the top of the charts. The future of entertainment is in the millions of niche markets at the shallow end of the bitstream.

Aangezien archieven het ook van niche markten moeten hebben, is dat een bemoedigende boodschap. Kennelijk hebben we de toekomst. Blijft nog de vraag hoe je die niches dan bereikt. Anderson weet het wel: maak alles beschikbaar, halveer je prijzen en laat anderen je producten aanbevelen. Dat laatste is natuurlijk een echte web 2.0-strategie. Andersons verhaal is dan ook vooral geïnspireerd door het succes van onder andere Amazon en iTunes. Maar er zijn ook Long Tail-succesverhalen die helemaal niet zo web 2.0 zijn. Dicht bij huis zelfs. Denk maar eens aan Boekwinkeltjes.nl, de site waarmee kleine antiquariaten hun tweedehands boeken aanbieden. De site ziet er niet uit, maar is wel heel effectief. Je vindt er wat je zoekt. Ga via Google op zoek naar een oude boektitel en de kans is groot dat je bij Boekwinkeltjes.nl terecht komt. Op die manier hebben de antiquariaten bijna een kolos als De Slegte van de markt gedrukt.

Maar ik dwaal af. Ik wilde eigenlijk uitleggen waarom die waterpolowedstrijd uit de hand liep. Dat zit zo: de Olympische Spelen van Melbourne hadden plaats van 22 november tot 8 december 1956, dus nog geen twee weken nadat de Sovjet-Unie de Hongaarse Opstand had neergeslagen. Tijdens de gevechten had het Hongaarse poloteam opgesloten gezeten in een trainingskamp net buiten Boedapest. Daar hadden ze de geweerschoten gehoord en de rookwolken gezien, maar verder alleen kunnen raden wat er precies aan de hand was. Pas toen ze via Tsjechoslowakije naar Australië waren gebracht, hoorden ze wat er was gebeurd. Hoewel ze eigenlijk niet meer wilden spelen, begonnen ze toch aan het toernooi. En toen moesten ze in de halve finale tegen de Russen ...

vrijdag 22 januari 2010

#10 Virtueel kenniscentrum van de gewone man

'Serendipiteit' noemen ze dat geloof ik - als je op zoek bent naar iets en dat je dan bij toeval op iets anders stuit dat je ook heel goed kunt gebruiken. Zoiets overkwam me deze week bij het ordenen van de zooi op m'n bureau. Ik kwam toen een artikel tegen uit de Informatie Professional van oktober 2009 over Virtuele kenniscentra voor onderzoek en onderwijs. In dat het artikel stond het antwoord op de vraag waarom Nederlandse historici en andere geesteswetenschappers niet bloggen en geen communities vormen. Dat doen ze namelijk wel, alleen noemen ze dat in academische kring anders.

Een community heet aan de universiteit bijvoorbeeld niet community, maar virtueel kenniscentrum (VKC) of virtual knowledge studio (VKS). Het artikel in IP omschrijft een VKC als een "web-gebaseerde omgeving die primair bedoeld is voor het doen van onderzoek en met name alle ondersteunende processen faciliteert. Je moet daarbij denken aan functies rond communicatie en samenwerking, voor toegang tot het netwerk van experts en wetenschappers in een bepaald vakgebied, en een plek waar je een grote hoeveelheid relevante informatie, wetenschappelijke bronnen en onderzoeksdata kunt vinden." Het leuke is dat de Universiteit Utrecht inmiddels een aantal VKC's online heeft waar je als geïnteresseerde buitenstaander een beetje kunt rondsnuffelen. Eén daarvan richt zich op het onderzoek naar de cultuur van de Oudheid. Een andere houdt zich bezig met sociale en economische geschiedenis. Daar kun je een hele berg wetenschappelijke papers vinden en zelfs een paar blogberichten (nou ja "blogberichten", digtale kopietjes van artikelen die eerder op de opniepagina van NRC Handelsblad hebben gestaan). Helaas zitten de project workspaces wel achter slot en grendel. Dat is jammer omdat het daar - vermoed ik althans - allemaal gebeurt.

Met wat fantasie zou je Google het virtuele kenniscentrum van de gewone man kunnen noemen. De Google zoekmachine biedt hem immers toegang tot 'een grote hoeveelheid relevante informatie', Blogger en Gmail ondersteunen zijn communicatie en Google Docs biedt hem de mogelijkheid met anderen samen te werken. Van de zoekmachine ben ik al jaren een intensief gebruiker, van Blogger en Gmail pas sinds het begin van 23 archiefdingen. De voordelen van Google Docs heb ik een paar jaar geleden ervaren. Voor een fotoboekje over de geschiedenis van de gezondheidszorg moest ik samen met een oud-collega in korte tijd een hele berg boeken en tijdschriften doorworstelen. Door elk een stapeltje te nemen en alle passages die we wilden gebruiken in Google Docs te zetten, lukte dat wonderwel. (Voor wie per se wil weten hoe dat eruit ziet, heb ik onze aantekeningen over zuigelingenzorg online gezet.)

Hoe het verder is gegaan met ons boekje? Het is wel mooi geworden - aardig dat je ernaar vraagt. Maar rijk heeft het ons niet gemaakt. En vervolgopdrachten heeft het niet opgeleverd. Mijn ervaring met Google Docs is dan ook beperkt gebleven tot die ene keer.

maandag 18 januari 2010

#7 In een vloek en een zucht

De mashup in het vorige bericht is in een vloek en een zucht in elkaar gezet. Een paar minuten werk, meer was het niet. Je moet weliswaar eerst je foto's in Flickr op een kaart zetten, maar ook dat is zo gepiept. Dat doe je door in het menu rechts naast een foto add to map te kiezen. Vervolgens is het alleen een kwestie van de afbeelding naar de juiste plek slepen. Heb je dat eenmaal gedaan, dan maakt iMapFlickr in drie eenvoudige stappen een stukje code voor je aan dat je zo in een weblog kan plakken. Een kind kan de was doen.

Valt er dan niks te mopperen? Natuurlijk wel. Het feit dat ik wéér een account moet aanmaken, staat me bijvoorbeeld niet aan. Wéér een gebruikersnaam opgeven, nog een wachtwoord verzinnen, en voor de zoveelste keer m'n emailadres achterlaten. Waarom? Waar ik ook niet zo kapot van ben is dat Frame Digital, het bedrijf dat deze tool heeft gemaakt, tussen Flickr, Google Maps en mijn blog gaat zitten. Frame Digital bewaart alle kaarten op z'n eigen servers. Wie een iMapFlickr-kaart op een blog wil bekijken, moet 'm dus eerst via een zogeheten iframe ophalen in Schotland. Vandaar dat 't even duurt voordat hij getoond wordt. Dat moet toch anders kunnen, zou je zeggen.

woensdag 13 januari 2010

#6 Het publieksbereik van Flickr

In m'n vorige bericht probeerde ik over te brengen wat je ervaart als je als argeloze bezoeker wat gaat rondneuzen op Flickr, n.l. een gevoel van volstrekte desoriëntatie. Door de post van Roos over Flickr realiseerde ik me dat de meeste bezoekers waarschijnlijk niet zomaar wat rondkijken op Flickr. Ze zoeken daar iets. Foto's van mensen in klederdracht bijvoorbeeld. Of ze zoeken andere mensen die belangstelling hebben voor klederdracht.


De hamvraag is natuurlijk of er in de Flickr-gemeenschap ook mensen zijn die geïnteresseerd zijn in historische foto's van Rotterdam en - in het verlengde daarvan - het gemeentearchief. Laten we de proef op de som nemen. Tik je "Rotterdam" in, dan vind je al gauw meer dan 400.000 resultaten. Maar als je zoekt op "Rotterdam" en "geschiedenis" krijgt je maar 202 treffers. Wie op bezoek gaat bij de Rotterdam-groep keert eveneens licht teleurgesteld huiswaarts. Wat de pakweg 1600 leden van deze groep met elkaar delen is namelijk hun voorliefde voor artistiek verantwoorde foto's van de Erasmusbrug, het Blaakse Bos en andere markante gebouwen in de stad. Wie in de verzameling van deze groep op zoek gaat naar foto's van - vooruit maar weer - de gevolgen van het bombardement, vindt voor het overgrote deel kunstzinnige afbeeldingen van de aanlichting van de Brandgrens en maar heel weinig historische foto's.

Al die bezoekers die het Nationaal Archief en het BHIC telden tijdens hun Flickr-pilots moeten toch ergens vandaan komen. Maar waar vandaan? Misschien wel van buiten de Flickr-gemeenschap. Het Nationaal Archief heeft op dit moment een - gemeten naar het aantal views en comments - behoorlijk succesvolle set over uitvindingen op Flickr The Commons. Die set staat niet op zichzelf. Hij begeleidt een tentoonstelling in de Kunsthal en daarnaast is er nog de themawebsite Uitvindingen in het Nationaal Archief. Dat geheel is weer vergezeld gegaan van een promotiecampagne. De Volkskrant heeft er aandacht aan besteed, NRC next en ook het Reformatorisch Dagblad wijdde er een artikel aan. Als een dergelijke crossmediale aanpak nodig is om je publiek te bereiken, dan zijn we er niet met alleen een cursus 23 dingen.

zaterdag 9 januari 2010

#6 Experimentje met Flickr

Wie van kastelen, landhuizen en paleizen houdt, moet eens naar het zuidwesten van Polen gaan. Vooral in de vallei rond de stad Jelenia Góra staan er tientallen, zoals in Mysłakowice, Wojanów, Łomnica, Bobrów. Afgelopen zomer hebben we een paar bezocht. De foto's heb ik pas geleden op Flickr gezet. Kijk er 'ns naar, zou ik zeggen. Waarschijnlijk zul je denken: 'Vakantiekiekjes. Leuk, maar wat moet ik er verder mee?'

Misschien maakt het verschil als ik vertel dat Jelenia Góra ooit Hirschberg heette en dat bijvoorbeeld het neo-gothische paleis in Wojanów een tijdje eigendom is geweest van de Pruisische koning Friedrich Wilhelm III? Deze streek is namelijk lang Duits geweest. In de 19de eeuw was het een populaire vakantiebestemming van de Pruisische elite. Oude kastelen en landhuizen veranderden toen massaal in comfortabele zomerpaleisjes.

Na de Duitse capitulatie in 1945 wezen de geallieerde leiders dit gebied toe aan Polen. De Duitsers werden uit hun huizen gezet. En in hun plaats kwamen Polen die op last van de Russen hun dorp of stad in het oosten hadden moeten verlaten. De kastelen rond Jelenia Góra kregen een bestemming als school, vakantiekolonie of dienden als onderkomen voor soldaten van het Rode Leger - een recept voor verwaarlozing.

Na de val van het communisme in 1989 waren de meeste kastelen hele of halve ruïnes. De laatste jaren worden ze echter één voor één opgeknapt en ingericht als hotel of conferentieoord. Ironisch genoeg gebeurt dat soms met Duits geld. Een kasteel als Łomnica is inmiddels weer eigendom van de familie die het vroeger ook in bezit had. De Polen hebben daar gemengde gevoelens over, zeker als de Bund der Vertriebenen weer eens van zich laat horen.

Het zou me niet verbazen als je nu toch een beetje anders naar m'n fotosetje op Flickr kijkt. Die kiekjes hebben ineens een plek gekregen in een verhaal. Zonder dat verhaal zie je een kiekje of, als ik een goede fotograaf was geweest, een 'mooie plaat'. En dat geldt voor veel historische foto's op Flickr. Voor de gemiddelde bezoeker hebben die vooral esthetische waarde. Neem nu onze set van vis- en mosselkarren. Wie onze weblog over Kaat Mossel kent, zal ze net even anders bekijken dan iemand die deze context niet kent. Vandaar ook dat foto's over de Eerste en Tweede Wereldoorlog zo populair zijn. Die behoeven geen toelichting, bijna iedereen weet waar ze over gaan.

donderdag 7 januari 2010

#5 De geneugten van RSS

Wie weet, misschien wordt het ooit nog iets tussen mij en RSS. Zojuist checkte ik het tabblad 'digitale geschiedenis' van mijn netvibesaccount. En laat daar nou een heel aardige nieuwe feed tussen zitten van het Canadese ActiveHistory: Live Blogging History, Accessible and Creative. Waar het over gaat? In één zin: bloggen over geschiedenis in de trant van de televisieserie 24 - je weet wel, die serie waarin je letterlijk van uur tot uur kan volgen hoe Kiefer Sutherland de wereld van een gewisse ondergang redt.