woensdag 24 maart 2010

#15 Ongelovige twitteraar, nog altijd

Na het vermeende succes van mijn tweet over onze oorlogsfoto's op Flickr, dacht ik even dat ik mijn bekering een feit was. Maar m'n geloof bleek toch niet vast genoeg. Inmiddels hel ik namelijk al weer over naar de theorie dat het AD door de Stadskrant is geattendeerd op onze Flickraccount.

Het is niet dat ik niet in Twitter wil geloven. Dat wil ik wel. Het is tenslotte een heerlijk efficiënt communicatiemiddel. Honderveertig tekens en klaar ben je. Wat wil je nog meer? Maar telkens zijn er weer die twijfels: welke garantie is er dat ons bericht wordt opgepikt uit die voortdurende en eindeloze stroom tweets. En bereik je er dan ook de mensen mee die je wil bereiken? Ik weet het niet. Wat mij betreft moet het bewijs nog geleverd worden

Over het persoonlijk gebruik van Twitter kan ik kort zijn: dat vind ik he-le-maal niks. Twitter is letterlijk en figuurlijk small talk en daar heb ik absoluut geen talent voor. Elke keer als ik inlog word ik overvallen door een acuut writer's block. Daarom heb ik mijn eigen account vorige week opgedoekt, zonder ook maar één tweet geschreven te hebben.

dinsdag 23 maart 2010

#14 Artsgnoj? Nooit van gehoord!

Ik heb afgelopen weekeinde de collega's van een ander archief maar eens een dienst bewezen: in Wikipedia heb ik een artikeltje aangemaakt over een stukje Schiedamse historie. Als ik in een goede bui ben, voeg ik daar misschien nog wel een link naar de inventaris aan toe, maar eigenlijk vind ik dat ze dat zelf moeten doen.

Het schrijven van een artikel in Wikipedia is best een lastige klus. De editor die het zijn gebruikers voorschotelt, is namelijk zo basic dat je er niet aan ontkomt om met code aan de slag te gaan. En alsof dat niet genoeg is, maakt de encyclopedie ook nog eens gebuik van een heel eigen markup taal om bijvoorbeeld links te maken of de grootte van een kop aan te geven. Voor gebruikers kan dat een behoorlijke drempel zijn. Daar staat wel heel prettige functionaliteit tegenover: de mogelijkheid van om te free linken bijvoorbeeld. Dat wil zeggen dat je een link kan aanmaken naar een nog niet bestaand artikel. Door die link vervolgens aan te klikken, open je een pagina waarin jij of een ander dat nieuwe artikel kunt aanmaken. Andere pluspunten zijn het tabblad waarop de bewerkingsgeschiedenis van een artikel te bekijken is en dat bij elk lemma een overlegpagina zit, waarmee je vragen of lastige kwesties 'in de groep kunt gooien'. Het zijn dit soort functionaliteiten die de totstandkoming van een artikel in Wikipedia zo open en transparant maken, dat zelfs het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis nu overweegt ze in te bouwen in het Biografisch Portaal.

In een ander opzicht is Wikipedia echter weer zo ondoorzichtig als wat. Voor het beoordelen van de betrouwbaarheid van een artikel is het goed te weten wie het geschreven heeft en wat zijn of haar achtergrond is. Wie ziet dat het lemma over Kaat Mossel in het Digitaal Vrouwenlexicon is geschreven door Eric Palmen weet dat hij waarschijnlijk geen onzin leest, aangezien Palmen vorig jaar een gedegen studie over Catharina Mulder heeft gepubliceerd. Dat soort informatie ontbreekt op Wikipedia. Sterker nog: de auteurs en redacteurs verschuilen zich meestal achter een pseudoniem. Wie de bewerkingsgeschiedenis van het artikel over het Schiedamse Gemeenteziekenhuis bekijkt, ziet dat het is geschreven door ene Artsgnoj en dat het is bewerkt door een Michiel1972. En wie dat nu weer zijn, weet natuurlijk niemand.

vrijdag 19 maart 2010

#13 Via de voordeur of via de brievenbus?

Dat archieven iets met wiki's moeten is allang geen punt van discussie meer. Tal van instellingen zijn inmiddels bezig er eentje op te zetten, of denken er in elk geval over na. Wel een twistpunt is de vraag welke rol het publiek moeten krijgen bij het vullen van een wiki. Gooien we de deuren wagenwijd open en laten we iedereen min of meer z'n gang gaan? Of doen we de deuren juist op slot en verwijzen we iedereen die iets wil bijdragen naar onze brievenbus?

Belangrijkste argument om het publiek een beetje op afstand te houden is dat dit nodig is om de betrouwbaarheid te waarborgen. Wie herinnert zich tenslotte niet de verhalen over leden van de koninklijke familie die ongehinderd hun biografie in Wikipedia een beetje bijpoetsten? Voorstanders van de opendeurpolitiek werpen dan tegen dat dit soort ingrepen meestal snel worden gecorrigeerd door de wikigemeenschap. Dat kan heel eenvoudig omdat je op de geschiedenispagina van een lemma altijd kunt zien wie wat wanneer gewijzigd heeft. Bovendien weegt het nadeel van de matige betrouwbaarheid niet op tegen de voordelen: alleen dankzij de massale deelname van het publiek heeft Wikipedia kunnen uitgroeien tot wat het nu is - een van de meest geraadplaagde informatiebronnen ter wereld.

Een maandje geleden heeft het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis het Biografisch Portaal Nederland gelanceerd. Bij de opzet was betrouwbaarheid een belangrijke eis. Dus is het geen wiki geworden. "Vooralsnog willen wij op grond van onze deskundigheid het laatste woord hebben over de tekst en de informatie en deze niet aan het vrije spel der krachten overlaten", zei historicus J.C.H. Blom bij de opening. Dat standpunt kwam het ING te staan op een flinke schrobbering uit de hoek van Archief 2.0. Daar vind men de deskundigheid van het ING een onvoldoende waarborg voor betrouwbaarheid. Het lijkt erop dat Blom die kritiek zag aankomen, want in zijn toespraak maakte hij een knieval voor Wikipedia: "Wikipedia maakt wel op indrukwekkende wijze gebruik van deskundigheid van welke herkomst ook en heeft een heilzaam zelfreinigend vermogen. Ook wij zullen zeker gebruik gaan maken van mogelijkheden om elektronisch over de lexica en de lemmata van gedachten te wisselen en verbeteringen of aanvullingen uit te lokken." Het model van Wikipedia is kennelijk uitgegroeid tot een soort norm - een norm waaraan zelfs het ING niet ongestraft voorbij kan gaan.

De ironie wil dat men bij Wikipedia inmiddels wat lijkt te twijfelen aan de heilzaamheid van "het vrije spel der krachten". Vorig jaar besloot Wikipedia om redacteuren aan te stellen om manipulatie van lemma's over levende personen tegen te gaan. Bovendien kondigde de encyclopedie aan dat ze met kleurcodes de betrouwbaarheid van artikelen gaat aangeven. Fundamentele wijzigingen zijn dit natuurlijk niet, maar het duidt er wel op dat de uitersten wat naar elkaar groeien.

vrijdag 12 maart 2010

#12 Gereedschap voor onderzoekers

Laten we het eens niet over Delicious hebben, maar over Zotero. Zotero is een add-on voor Firefox die is ontwikkeld door de Center of History en New Media van de George Mason University in de VS om literatuurverwijzingen naar online publicaties te verzamelen en te beheren. Je kunt met Zotero een snapshot maken van een webpagina die dan op je eigen computer wordt opgeslagen. Tegelijkertijd wordt een aantal metadata geoogst, zoals de URL, de titel en de datum dat je de site bezocht hebt. Als dat nodig is kun je die gegevens wijzigen of er nog wat aan toevoegen. Verder kun je met Zotero bibliografieën genereren.

In mei 2009 is een nieuwe versie van Zotero gelanceerd, waarmee je je vondsten bovendien kunt opslaan in de ‘cloud’ en ze vervolgens kunt delen met anderen. Een voorbeeld van een openbare verzameling bookmarks is de group library Digital History. Het mooie is verder dat je de applicatie zo kunt instellen dat wat je lokaal hebt verzameld, automatisch kunt laten synchroniseren met wat er op de externe server staat. Heel handig. Ik had thuis twee besturingssystemen op één en dezelfde computer. Op beide systemen had ik Zotero draaien, maar allebei met een heel andere inhoud. Dankzij dat synchroniseren is dat nu rechtgetrokken.

Zotero is een gereedschapje dat vooral interessant is voor onderzoekers. Voor instellingen die dat als een belangrijke doelgroep beschouwen, kan het de moeite lonen Zotero te ondersteunen. Wetenschapsportal NARCIS doet dat bijvoorbeeld al. Archieven zouden dat ook kunnen overwegen, hoewel ik niet kan inschatten of dat voor al het materiaal makkelijk te realiseren is.

dinsdag 9 maart 2010

#11 Geen confectie, maar maatwerk

Wie denkt dat het op web 2.0 makkelijke scoren is, vergist zich. Zoveel is me inmiddels wel duidelijk. Web 2.0 is keihard werken. Heb je een blog, dan moet je regelmatig posten. Zit je op Flickr of YouTube, dan moet je flink je best doen om gevonden te worden. Zelfs dan is succes allerminst verzekerd.

Wat verstaan we eigenlijk onder succes op het sociale web? Bij sommige instellingen zijn ze tevreden als een x aantal mensen hun foto's op Flickr of filmpjes op YouTube bekijkt. Zelf meten we succes af aan het aantal verwijsbezoeken aan onze hoofdsite (en dat aantal is tot nu toe nog niet van dien aard dat we het woord succes al durven gebruiken). Maar als we afgaan op de oorspronkelijke belofte van web 2.0 dan is succes nog iets anders. Daarin draaide het immers om participatie, interactie, delen, samenwerken, user generated content en de wisdom of the crowds. Vertaald naar archiefinstellingen betekent dat dat bezoekers gaan meehelpen om de collecties (beter) te ontsluiten, bijvoorbeeld door beschrijvingen te corrigeren of aan te vullen, door objecten te taggen, of door documenten te transcriberen. Juist als het om dit soort zaken gaat, vallen de opbrengsten vooralsnog tegen. De users genereren betrekkelijk weinig content en als ze dat wel doen bevat het vaak teleurstellend weinig wisdom.

Natuurlijk zijn er ook 2.0-initiatieven die het op dat vlak wel goed doen. In archievenland is de Polar Bear Expedition een vaak aangehaald voorbeeld. Andere bekende succesverhalen zijn de Great War Archive en - wat verder van huis - Galaxy Zoo. Bij dat laatste project wordt de hulp van vrijwilligers gebruikt om sterrenstelsels te classificeren - en dat gaat blijkbaar uitstekend.

In het artikel Archives 2.0 If we build them will they come maakt Joy Palmer van de Universiteit van Manchester een aantal interessante opmerkingen over deze best practices. Zo wijst zij erop dat de fraaie resultaten van de Polar Bear Expedition mede komen doordat al een groep mensen met het bronnenmateriaal bezig was. 'In other words, this was not an Archives 2.0 project in search of a community – one already existed and became immediately engaged with the collections', aldus Palmer. Voor de Great War Archive en Galaxy Zoo gold dat niet. Die wisten een publiek voor zich te winnen door de drempel heel laag te houden en de deelnemers bovendien het gevoel te geven dat ze een waardevolle bijdrage leveren.

Volgens Palmer leren deze initiatieven dat succes op het web 2.0 vooral wordt bepaald door de mate waarin je bereid bent ruimte te geven aan je gebruikers: 'users should be treated as peer collaborators, intrinsic to the process of meaning-making, rather than outside interlopers (however welcome) who must be kept at arm's length from the authoritative record. De consequentie daarvan is dat je de controle moeten durven loslaten en accepteren dat jouw gebruikers dingen gaan doen met jouw materiaal die je niet van tevoren had verwacht. Je moet ook niet proberen jan en alleman te bereiken, maar je vooral richten op groepen mensen met een gedeelde interesse voor een bepaald onderwerp die hun kennis en expertise op dat gebied door voortdurende interactie willen verdiepen - zogenoemde communities of practice.

Het is een nogal abstract verhaal, maar ik meen te begrijpen waar ze heen wil. Een voorbeeld. Tresoar heeft een database met kentekenbewijzen die tussen 1906 en 1950 zijn uitgereikt in Friesland. Als bezoeker mag je daar commentaar achterlaten en ook foto's uploaden. Ik weet al een paar jaar dat in die database ook een kenteken zit van m'n opa. Maar tot ik met dit bericht aan de gang ging, voelde ik weinig behoefte er iets mee te doen. Gewoon teveel moeite: foto scannen in de juiste resolutie, e-mail schrijven aan de webmaster van Tresoar, uitleggen waar ik foto vandaan heb, wat erop staat - en dan vervolgens maar moeten afwachten of de webmaster genegen is die informatie te plaatsen. En waarvoor eigenlijk? Om bevestigd te krijgen dat de motor van mijn grootvader inderdaad een Indian Scout was, zoals in zijn notitieboekje staat? Lekker belangrijk!
Zou Tresoar een community oprichten rond de geschiedenis van de Zuidoosthoek, dan zou ik ongetwijfeld een stuk enthousiaster zijn. Wie m'n vorige bericht heeft gelezen weet waarom. Als ze dan ook nog zouden besluiten - om waar wat te noemen - de scans van het bevolkingsregister online te zetten, dan wil ik die van Hemrik of Bakkeveen misschien wel inkloppen in een database - helemaal als ik de ingevoerde gegevens zou mogen exporteren voor eigen gebruik.

Als dit verhaal hout snijdt, dan moeten archieven die werk willen maken van web 2.0 maatwerk gaan leveren: dus eerst bedenken welke communities of practice zij zouden willen bedienen en zich vervolgens afvragen welke bronnen ze aan hun beschibaar willen stellen en welke tools ze voor hun willen ontwikkelen. Nu wordt vaak de omgekeerde weg bewandeld.