woensdag 16 december 2009

#1 kwaliteitsmonitor archieven en 23 dingen

De opmerkelijkste uitkomst van de Kwaliteitsmonitor Archieven 2009, die maandag op een studiedag van BRAIN is gepresenteerd, staat wat mij betreft onder het kopje ´bezoekmotieven´. Gevraagd naar de belangrijkste reden om (de website)van een archief te bezoeken, zegt 60% van de ondervraagden: voor de 'genealogische informatie'. Twee jaar geleden was dat nog 71%. Tegenover die daling staat een stijging van het percentage dat 'historische informatie' opgeeft als belangrijkste reden. Was dat percentage in 2007 nog 31,9%, dit jaar is dat 41,5%.

Opmerkelijk is bovendien dat de mensen die op zoek zijn naar historisch informatie gemiddeld jonger zijn dan degenen die vooral interesse hebben voor genealogische informatie. Moeten we hieruit concluderen dat archieven succes beginnen te boeken bij hun streven nieuwe publieksgroepen aan te trekken? En als dat zo is, hoe komt dat dan? Volgens het onderzoeksrapport kan een verklaring zijn 'dat met het vergroten van het informatieaanbod (via het internet) de vraag naar andersoortige informatie (dan genealogische) is toegenomen'. Met andere woorden: doordat archieven steeds meer historische verhalen en oude afbeeldingen op het web zetten, trekken ze vaker bezoekers die juist daarin geïnteresseerd zijn.

Het zou kunnen. Om even bij onszelf te blijven: het Gemeentearchief Rotterdam heeft de afgelopen paar jaar behoorlijk wat materiaal op het net gezet, zoals het Rotterdams Jaarboekje en het Rotterdamsch Nieuwsblad. Ook hebben we themawebsites als de Brandgrens gelanceerd en publiceren we elke week de tekst van de historische rubriek in De Telegraaf op onze site. Vooral die laatste twee doen het goed bij de bezoekers, zo blijkt uit onze webstatistieken.

In diezelfde periode is het percentage respondenten dat zegt vooral voor 'historische informatie' naar het Gemeentearchief Rotterdam te komen, gestegen van 19,7% naar 32,2%. Dat is een heel forse stijging. Maar die 32,2 % is nog altijd lager dan het landelijke cijfer. Dat verschil kan allerlei oorzaken hebben. Misschien wordt het landelijke percentage wel erg opgekrikt doordat er instellingen tussen zitten die vooral historische informatie aanbieden en heel weinig genealogische. Maar het zou ook kunnen dat sommige archieven hun promotie erg goed voor elkaar hebben, bijvoorbeeld doordat ze slim gebruik maken van web 2.0-toepassingen. Dit is één van de dingen die ik wel zou willen uitzoeken, al 23-dingen-doend.

5 opmerkingen:

23 Dingen zei

Indrukwekkende cijfers :-) Wat mij opvalt is die daling in de genealogie. Zie je daar misschien ook een verplaatsing naar het web? Dat mensen kennelijk elkaar ook helpen in fora e.d.?
En inderdaad die interesse voor historische zaken is ook heel opvallend. Heb je al enig idee hoe je die mooie dingen die jullie al doen, in de 2.0 wereld extra kunt promoten? Een van de belangrijkste credo's hierbij is : 'be where your users are'. Kun je je daar al wilde dingen bij voorstellen? :-)

ArtsgnoJ zei

@23 dingen: onze webstatistieken laten nog geen verplaatsing zien naar het web. Integendeel, het bezoek aan onze digitale stamboom stijgt nog steeds. De daling van het percentage dat zegt voor genealogische informatie te komen is dus maar relatief. Over het promoten van onze mooie dingen in de 2.0 wereld heb ik zojuist inmiddels m'n eerste gedachten aan het scherm toevertrouwd.

Roos zei

"In diezelfde periode is het percentage respondenten dat zegt vooral voor 'historische informatie' naar het Gemeentearchief Rotterdam te komen, gestegen van 19,7% naar 32,2%. Dat is een heel forse stijging. Maar die 32,2 % is nog altijd lager dan het landelijke cijfer."

Even om mij het plezier te doen om niet het BRAIN-document te hoeven lezen: wat is het landelijke cijfer dan?

Thx, groeten, Rosanne

ArtsgnoJ zei

@Roos: het landelijke cijfer vind je helemaal aan het eind van de eerste alinea: 41,5%. Je hebt gelijk, dat had ik wat duidelijker kunnen vermelden :-)

Mariëtte zei

Hiervoor vind ik weblogs van collega's in elk geval heel geschikt: om verslag te doen van een bezoek aan een congres of een studiedag. Of om daarna verder te discussiëren met andere deelnemers.